't is ons altijd een raadsel geweest, hoe men tot een omslag
kon komen, als thans vigeert.
Èn in vredestijd èn in oorlogstijd bekostige rechtstreeks
het Rijk de voeding; in oorlogstijd natuurlijk ook voor de
officieren, die in de menage behooren te zijn.
De voeding zij steeds zoo goed, als de omstandigheden het
veroorloven. Is er in oorlogstijd weinig te krijgen (in vre
destijd is steeds alles te krijgen, als men maar behoorlijk
betaalt), dan krijgt de man weinig, waartegenover staat, dat,
als er volop te krijgen is, men (d. i. de Intendance) ook
extra uitpakt.
Over de noodzakelijkheid om in oorlogstijd tabak steeds be
schikbaar te stellen, schreven we vroeger al iets in dit tijdschrift,
In oorlogstijd en ergo bij voorkeur ook in vredestijd (dit
is echter minder urgent, omdat dan noodelooze ingewikkeld
heid minder slecht verdragen kan worden) een zelfde ration
voor alle landaarden, waaruit volgt, dat aan Europeanen geen
varkensvleesch wordt verstrekt.
We zouden gaarne verder willen gaan en zeggen: allen van
èèn rang, vooral in oorlogstijd, een zelfde betaling, ondanks de
bezwaren daaraan verbonden en zulks omdat hardnekkig moet
worden vastgehouden ook op administratief gebiedaan het
principe „eenvoud".
Terzake even een citaat van den heer L.
„Dat mag allemaal natuurlijk geen bezwaar heeten, want de
oorlogstaak is de factor, waaraan alle (cursiveering van ons)
vredesmaatregelen (of er bezwaren zijn of niet) zich moeten
(cursiveering van ons) aanpassen".
Volkomen juist en in 't Indische Leger is vrijwel alles over
eenkomstig werkelijke, of gefantaseerde, vredeseischen ingericht,
die als regel lijnrecht in strijd zijn met te stellen oorlogseischen.
Wat zal „Leiden in last zijn", als 't eens zoo ver zou komen!
O, bruikleenbewijzen, materieele verantwoordingen, aantoo
ningen R. B M, Comptabiliteitswet, etc. etc.!!
Vooral in oorlogstijd is alle gekunsteldheid uit den booze
en veroorzaakt zij een warwinkel
En helaas, in 't Indische Leger zijn vele zaken gekunsteld,
weinig is er eenvoudig en practisch geregeld.
489
V M. T. 31 1918.