üüif mm Troepenüerpleging bij manoeuvres en te nelde. In het artikel „Iets over het treinvraagstuk en de verpleging" [I. M T 1917 No. 12] worden de bezwaren ontwikkeld, ver bonden aan het tegenwoordig bij ons Leger vigeerend verple- gingsstelsel en worden middelen aan de hand gedaan, om aan de genoemde bezwaren tegemoet te komen. Aangezien de door den geachten schrijver voor diens betoog gebezigde argumenten wel eens voor discussie vatbaar zijn, ver oorloof ik mij ter zake een en ander in het midden te brengen. Bovenaangehaald artikel zooveel mogelijk op den voet vol gend merk ik in de eerste plaats op, dat in gevolge 6 (1) sub a van het Vpl. V. aanvulling van de B. Tn., waar mogelijk, zal plaats hebben rechtstreeks uit per spoor aangebrachte voor raden. V. V. 264 (1) a is trouwens hiermede in overeenstemming. De meening, dat op toevoer van levensmiddelen middels spoorwegen na den bewegingsoorlog niet mag worden gere kend, kan ik niet onderschrijven. Troepenvervoer op groote schaal, zooals na afloop van de groote manoeuvres in 1917 levert in vredestijd, waarbij geen stoornis mag worden veroor zaakt in het normaal vervoer, oneindig veel meer bezwaren op dan in oorlogstijd, wanneer het particulier vervoer een voudig wordt stop gezet. Bovendien is een rantsoen levens middelen en paardenvoer voor een geheele brigade, zelfs met inbegrip van het gras en brandhout te bergen in één enkelen trein. De inhoud van de 138 treinkarren voor levensmiddelen en paardenvoer van den K. Vpl. T. eener Brigade, dat is dus een voorraad voor 3 dagen, is gemakkelijk te bergen in 6 a 7 goederenwagens. Voor het vervoer van één rantsoen gras van een Brigade zijn 20 wagens noodig; ten behoeve van de volledige verpleging van een Brigade kan dus per dag met één trein van nog geen 180 ton worden volstaan. 503

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 33