beschikbare cavalerie gebruik wil maken om, behalve in de rechtstreeksche beveiliging, ook te voorzien in de beveiliging die in zekere mate door de verkenning verschaft wordt e^ om door die verkenning zich meerdere of vervolledigde o-ege- vens te verschaffen. Indien geen verkennende cavalerie vooruit is, de afstand tot den vijand groot (om de gedachte te bepa len meen ik tegen een stilstaanden vijand 1 en tegen een aanmarcheerenden vijand 2 dagmarschen) en de gegevens vaa°- zijn (wat bij elkaar een uitzonderingsgeval genoemd kan worden)^ dan zal de colonnecommandant (bij uitzondering— zie punt 130) gedwongen zijn eene afdeeling afzonderlijk te bestemmen voor verkenning in die groote, vóór hem liggende strook. Als regel zal hij echter met verkenning op korten afstand kunnen volstaan. In dit geval nu, voorziet punt 158 (5). In het oude voorschrift was uitdrukkelijk voorgeschreven, dat, wanneer geen cavalerie voor de opheldering was aangewezen, het verschaffen van inlichtingen omtrent den vijand en het terrein mede tot de taak van de voorhoede behoorde. Doch ook alleen in dat geval, terwijl nu ook eene verkenningsafdeeling kan worden uitgezonden, als wel door den A. B. uitgezonden cavalerie vooruit is, en waarmede dan samengewerkt zal moeten worden. Immers, in het eerste punt van de taak der voorhoede (behoudens de^ toevoeging van de woorden „en van het terrein" punt 155 (1) geheel gelijkluidend met de tegenwoordige redactie, dus in wezen gelijk), werd die verplichting, wanneer wel cavalerie vooruit was, blijkbaar alleen opgelegd in geval van eene ontmoeting. Tot het verrichten van bedoelde extra (ophel derende taak, indien geen cavalerie vooruit was, en voor de ontmoeting, bezat de voorhcedecommandant echter geen organen. De voorhoedecavalerie, ongeacht hare sterkte (en om de boven reeds onduidelijk genoemde reden beneden een peloton ook cavaleriespits genoemd), bleef met den veiligheidsdienst in engeren zin, de directe beveiliging dus, belast. De door den colonnecommandant voor de verkenning aan te wijzen cavalerie (hetgeen verplicht was, ook al had hij voor zijne directe be veiliging behoefte aan het geheele beetje cavalerie, dat tot zijn beschikking stond) ontving niet van den voorhoedecommandant, doch van den A B [dit zal wel Col. Ct. geweest moeten zijn eene opdracht, al kreeg de (oud punt 55) commandant der veiligheidstroepen daarvan wel mededeeling. Die oude redactie was stellig onduidelijker dan nu en de tegenwoordige om schrijving kan m. i. als heel wat meer opgehelderd beschouwd worden. (1) A. B. en Col. Ct. werden in het oude voorschrift wel eens meer verwisseld (b.v. oud p. 65). 512

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 42