is. in dit verband achtten zij het gewenscht nu reeds de aan werving voor het leger te staken. Sommige leden achtten het optreden der legervereeniging niet sympathiek. Naar aanleiding van het geval te Buitenzorg betreffende de bestraffing van den Adjudant-Onderofficier van der Tol, werd de meening der Regeering gevraagd, omtrent de vrije uiting van gedachten door mindere militairen. Opgekomen werd tegen het verbod van het lezen in de ka zerne van enkele bladen als b.v. het „Vrije Woord het tegengaan van eene toetreding van de mindere militairen tot den soldaten- bond en het bijwonen van vergaderingen, door den heer Sneevliet gehouden. Gevraagd werd, of het waar is. dat het brievengeheim wordt geschonden. Men vroeg volledig te mogen worden ingelicht omtrent de omstandigheden, die hebben geleid tot het besluit om de algemeene legermanoeuvres niet te doen doorgaan. Een lid kwam op tegen het feit, dat bij de salarisherzieningen nimmer de meening van de vakvereenigingen öonden van min dere militairen) werd gevraagd. Een lid vernam, dat reeds ingaande op 1 Juli 1917 aan de onderofficieren positie-verbeteringen zijn toegestaan, doch dat de desbetreffende bepalingen nog niet zijn uitgevoerd. Men vroeg, of dit bericht juist is en zoo ja, wat de oorzaak is van die vertraging en of op uitbetaling van dit rappel nog kan worden gerekend. Hij had vernomen, dat er onderofficieren zijn, die ondersteuning noodig hebben, omdat zij van hun soldij met hun gezin niet rond kunnen komen. Als dat juist is, achtte hij dat een viceusen toestand. Een lid drong aan op de afschaffing van het strafdetachement te Ngawi en een menschelijker behandeling in de strafgevangenis te Tjimahi. Een ander lid vroeg, of het waar is, dat de in die inrichtingen opgenomen militairen zoo zwaar gestraft worden, als b.v. in de soldatencourant werd vermeld. Men klaagde, dat vlak voor de opening van de eerste zitting van den Volksraad, overgegaan werd tot de invoering van een Europeesche militie Gewezen werd op den considerans van het Koninklijk besluit van 26 October 1917 No 47 (Ind. Stbl. 1918 No 70), waarbij is vastgesteld een reglement betreffende de dienstplicht, bij welken considerans wel is gelet op art. 113 van het regeeringsreglement, doch niet op de daaraan anterieure wijziging van art. 131 van het regeeringsreglement, vastgesteld bij de wet van 16 December 1916 (Ind. Stbl. 1917 No. 114), inwerking getreden op 1 Augustus 1917 (Ind. Stbl. No. 445j, dus vóór dat bovenbedoeld Koninklijk besluit tot stand gekomen was. Dit lid meende, dat ten deze alsnog gevolg moest worden 526

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 56