Algemeen werd aangedrongen op volledige toelichting van
de plannen der Regeering op het gebied der landsverdediging.
Er werd gevraagd, waarom de traktementsverbetering van de
burgerlijke ambtenaren van den Topogratischen Dienst niet
gelijktijdig aanhanging is gemaakt met de lotsverbetering van
de militaire beambten van dien dienst. Men achtte het gewenscht,
dat alle financieele gevolgen van een maatregel in eens in'
beschouwing worden genomen, omdat men anders de gevolgen
van de beslissingen niet kan overzien. Als meerdere voor
beelden van dat verkeerde stelsel werden aangevoerd de voor
stellen gedaan in de onderafdeelingen 357, 407 en 408.
Opgemerkt werd, dat de post van 4 landrente-opnemingsbriga
den niet ten laste van het Departement van Oorlog moet
komen, omdat de opnemingen niet geschieden voor militaire
doeleinden. Het Departement van Binnenlandsch Bestuur zou
ook zijn aandeel behooren te dragen in de kosten van de op-
leidings-brigades. Het eindcijfer van oorlog geeft ten gevolge
van de tegenwoordige indeeling een onjuist beeld van de zuivere
leger-uitgaven.
Gevraagd werd, waarom niet alle bij den topografischen
dienst in betrekking zijnde personen in burgerdienst geplaatst
worden evenals in Nederland dit geldt vooral voor d e militairen,
die in rang en inkomsten zoo enorm veel hooger staan dan
hunne collega's bij den troep.
Door een ander lid werd het wenschelijk geacht, dat de onder
officiers-menage en de administratie daarvan niet langer door
de betrokken personen betaald wordt. Gelegenheid tot meer ge
lijke opleiding van onderofficieren in het belang van een meer
gelijkmatig gehalte ware niet verwerpelijk, dat zou allicht
zijn in 't belang van de betrokken personen bij het verlaten
van den dienst en he-t vinden van een particulieren werkkring.
Opgemerkt werd, dat de stafofficieren wel wat meer bij den
troep konden komen, instede van zooals thans veelal op de
kantoren te blijven.
Men vroeg naar de oorzaken van de mislukking van de
proef, eenigen tijd geleden genomen met indienststelling van
lnlandsche officieren. Eenige leden meenden, dat de oorzaak
gezocht moet worden in de lagere bezoldigingen, welke die
officieren vroeger genoten, en in de minder kameraadschap
pelijke houding der Europeesche officieren. De ongunstige
resultaten, bereikt met de aanstelling van lnlandsche officieren,
528