derofficieren zouden daar wel geen bezwaar tegen hebben. Bif
gebrek aan woningen zou nu reeds een kleine indemniteit
kunnen worden verleend.
Een lid drong er op aan het mogelijk te maken, dat niet-Eu-
ropeesche militairen tot het Weduwen-en Weezenfonds voor
militairen beneden den rang van officier kunnen toetreden.
Men achtte de voorgestelde positieverbeteringen voor min
deren militairen veel te laat ingediend. Bovendien achtte een
lid soldijverbetering niet noodig, wanneer aan ieder minder mi
litair vrije voeding wordt verleend. Waarom is hier het oordeel
der vakvereeniging niet gevraagd?
Men vroeg, of het juist is, dat onderofficieren, die bij vol
macht gehuwd zijn en wier echtgenooten als gevolg van de
tijdsomstandigheden niet naar lndië kunnen komen, door de
Intendance als ongehuwd aangemerkt worden en zoo ja, wijzi
ging van de betrekkelijke bepalingen of een juistere uitlegging
daarvan door het Legerbestuur kan worden verwacht.
Vele leden waren van oordeel, dat de achterstelling van
Inlanders bij Amboneezen, Menadoneezen enz., waardoor zoo
veel Inlanders zich gekrenkt gevoelen, geheel behoort te ver
dwijnen. zoowel uit sociale als militaire overwegingen.
Men drong aan op volkomen gelijkstelling.
In de eerste plaats zouden daarvoor de traktementen gelijk
gemaakt moeten worden, hetgeen geen overbodige weelde zou
zijn, daar de tegenwoordige bezoldigingen van de minstbezol-
digde Inlandsche soldaten sinds 1872 onveranderd zijn gebleven
en niet zijn verhoogd met het duurder worden van den levens
standaard.
Men verwachtte te van deze maatregelen een verbetering van
het gehalte onder de Inlandsche soldaten, doch men was van
oordeel, dat er nog meer gedaan moest worden.
Een lid vreesde, dat de animo onder de Menadoneezen en
Amboneezen om te dienen aanmerkelijk zou verminderen, wan
neer zij op geheel gelijken voet als de andere Inlanders werden
behandeld. Dit zou het leger niet ten goede komen. Andere
leden achtten dit bezwaar niet van overwegend belang.
Ten einde ook voor de meer bekwamen en eerzuchtigen den
dienst aantrekkelijk te maken, zouden ook de hcogere onder
officiersrangen voor niet-Europeanen, die daartoe geschikt ge
oordeeld worden, moeten worden opengesteld. Hiertegen zouden
wel geen bedenkingen kunnen worden aangevoerd, nu ook de
officiersrangen vooi Inlanders worden opengesteld. Door een
lid werd hierbij opgemerkt, dat de voor deze rangen geëischte
examens door de niet-Europeesche militairen in het Maleisch
moeten kunnen worden afgelegd. Dit zou niet 'wegnemen, dat
533