de vloot en verder zooveel mogelijk worden gevoerd door de bij mobilisatie van het leger buiten Java gestationneerd blij vende troepen, aangevuld en versterkt door gewapende politie en plaatselijke organisatiën als schutterijen, vrijwilligers en mi litiekorpsen. De sterkte van de op Java ben >odigd geachte weermacht wordt - gelet op het hooger omschreven doel bepaald door: le de vermoedelijke sterkte van dat deel eener vijandelijke macht, hetwelk in één transport naar dat eiland kan wor den overgebracht en aldaar worden ontscheept; 2e den tijd, welke verloopen zal tusschen de landing van twee opeenvolgende echelons eener vijandelijke troepenmacht: 3e de bezettingstroepen, welke buiten het eigenlijke veldle ger voor de bescherming van bepaalde plaatsen, vlootbasis enz benoodigd zijn. Aangezien van deze drie factoren alleen de laatste met vol doende zekerheid bekend is, de beide eerste slechts bij bena dering zijn vast te stellen, kan ook de sterkte van een leger op Java, aan hetwelk met vertrouwen de verdediging van dat eiland zou kunnen worden opgedragen, slechts binnen zekere grenzen worden bepaald. Men neemt aan, dat een legermacht van 100.000 man voor de aangegeven, beperkte taak in de naaste toekomst noodzakelijk, doch tevens voldoende is te achten. Men dacht deze macht voor verreweg het grootste gedeelte samen te stellen uit militietroepen Nadat het bestaande legei en de te vormen militietroepen te zamen dit sterktecijfer zullen hebben bereikt, zal de verdere uitbreiding van het militieleger gepaard gaan met een geleidelijke vermindering van het staande leger, totdat dit laatste zal zijn teruggebracht op een effectief van 20.000 man, waarvan ongeveer de helft zal moeten blij ven bestemd voor de bezetting van de eilanden buiten Java. Waar het in de bedoeling ligt om de militietroepen uitsluitend te bestemmen voor de verdediging tegen vreemd geweld, zal voor het handhaven van orde en rust steeds een, zij het dan ook minder sterk, staand leger moeten worden onderhouden, zoolang deze taak niet met vertrouwen aan politieafdelingen, de verdediging van alle deelen van Nederlandsch-lndië tegen een buitenlandsche vijand niet aan de vloot en plaatselijk ge vormde militietroepen kan worden opgedragen. Uit het voorgaande valt tevens te ontwaren, op welke wijze men zich het optreden van het veldleger en van de op de eilan den buiten Java gelegerd blijvende strijdkrachten denkt. Zonder hieromtrent verder in bijzonderheden te treden, hetgeen minder wenschelijk wordt geacht, kan worden medegedeeld, dat daarbij 535

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 65