Uit het hiervoren opgemerkte nopens de dienstvoorwaarden der Europeesche militairen volgt al dadelijk dat algeheele ge lijkstelling van Europeanen. Amboineezen en Inlanders uitge sloten moet worden geacht, zoolang het leger nog voor een aanzienlijk gedeelte bestaat uit in Europa gerecruteerde militairen. Het verschil in dienstvoorwaarden voor de beide hoofdgroepen van niet-Europeesche militairen (Menadoneezen, Amboinee zen en Inlanders) berust op historisch verschil in waardeering hunner militaire waarde; uit de in de ontwerp-begrooting opge- voorstellen nomen tot lotsverbetering kan b ijken, dat het streven er op gericht is om het bestaande verschil in dienstvoorwaarden tusschen deze beide categorieën van militairen tot geringere afmetingen terug te brengen, waarbij in de ee ste plaats aan dacht is geschonken aan verhooging van de soldij der andere Inlandsche soldaten, Bij verwezenlijking van deze voorstellen zal de wegens langdurigen dienst toegekend wordende ver hooging in maxima toenemen voor de Amboineezen met 75% en voor de Inlanders met 200%, terwijl nadere voorstellen tot lotsverbetering van alle inlandsche soldaten en korporaals deze dagen het Departement van Oorlog hebben verlaten. Algeheele gelijkstelling der Inlanders met Menadoneezen, Amboineezen zal ook wegens de hooge daaruit voortvloeiende kosten slechts geleidelijk tot stand kunnen komen. Van een ongunstigen invloed, welke de werving voor het leger op de bevolking van de Minahassa en de Moluksche eilanden zou uitoefenen, is niet gebleken. De overgroote meer derheid der Menadoneezen, Amboineezen verlaat het leger eerst na pensioen te hebben verdiend. Waar een groot deel hunner onmiddellijk bij het in dienst treden huwt met vrouwen van hun landaard en ook overigens de in het leger dienende niet- Europeanen uit een oogpunt van toezicht op de gezondheid in veel gunstiger omstandigheden verkeeren dan hunne rasge- nooten daarbuiten, kan het gevaar voor de volksgezondheid, tengevolge van terugkeer in hun land van met vrouwenziekte behepte Amboineesche militairen, zeker niet grooter zijn dan het gevaar, dat daarvoor algemeen in de maatschappij bestaat. De mogelijkheid, om de Europeesche soldaten in hun vrijen tijd een vakopleiding te geven, welke hun te pas kan komen na ontslag uit den dienst, is reeds in de jaren 1908 en 1909 onder de oogen gezien. De toen genomen proef is mislukt, in hoofdzaak, omdat belanghebbenden weinig geneigd bleken hun vrijen tijd daarvoor op te offeren Of een nieuwe proef om menschen, die in hun jeugd geen ambacht hebben geleerd, de kennis daarvan na hun twintigste jaar bij te brengen zal slagen, moet ernstig betwijfeld worden. Ook een kort geleden ver- 538

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 68