ingewilligd, daar verzoeker sedert 1910 achtereen te Weltevreden
in garnizoen was.
Bij rondschrijven van den Commandant van het Leger van
8 September 1910 le Afdeeling No. 1 was aan alle inspecteurs en
hoofden van wapens en diensten en alle afdeelings- en gewes
telijk militaire commandanten te kennen gegeven, dat het bepaald
verlangen van het Legerbestuur is, dat achterwege behooren
te blijven pogingen tot opsporing van den schrijver van anonieme
publicaties.
Blijkens de Soldaten- en Matrozenkrant van 1 Juni j.l. No. 1
heeft het Hoofdbestuur van den Soldatenbond, voornamelijk in
het feit, dat het rechtspersoonlijkheid wilde vragen, aanleiding
gevonden zich bekend te maken, doch ook omdat door hande
lingen van personen als Heijndijk in sommige afdeelingen
wantrouwen tegen het geheime Hoofdbestuur ontstond.
Voor de beschuldiging aan het adres van het Legerbestuur,
dat dit zou hebben getracht langs een omweg achter de namen
van de leden van het Geheime Hoofdbestuur te komen, bestaat
niet de minste grond.
Van eene verdere reglementeering van het concubinaat, zooais
thans volgens de daarvoor gegeven regelen in de kazerne is
toegestaan, is afgezien, omdat van beginsel wordt uitgegaan,
dat de wettiging door erkenning en reglementeering van het
concubinaat der Europeanen en Christen-lnlandsche militairen in
de kampementen, zich niet verdraagt met den plicht der Overheid.
Wordt deze instelling door de Regeering op zedelijke gronden
veroordeeld, om praktische redenen kan niet tot een algeheel
verbod worden overgegaan.
Terwijl reeds sedert eenige jaren aan de Europeesche- en
Christen-lnlandsche onderofficieren en sedert kort ook aan
alle niet-Europeesche onderofficieren, die met hunne Europee
sche ranggenooten zijn gelijk gesteld het houden van een
huishoudster in het kampement niet meer is toegestaan, waarbij er
naar gestreefd wordt de daaraan voor hen verbonden nadeelen zoo
veel mogelijk op te heffen, is het naaste doel thans de Europeesche
korporaals en soldaten door het bijbrengen van andere begrippen,
gepaard aan afleiding voor lichaam en geest, zoover te brengen,
dat het kazerneconcubinaat ook door hen wordt verworpen.
Alles wat aanstoot kan geven met betrekking tot de eenmaal
bestaande vergunning tot het houden van huishoudsters, wordt
zooveel doenlijk vermeden.
De Europeesche soldaten, die met een concubine leven, wonen
in een door verplaatsbare schotten afgescheiden gedeelte van
546