Bij de begrooting voor 1918 zijn ƒ166.000 aangevraagd om overeenstemming te brengen tusschen de bepalingen betreffende de militairen op maandelijksch traktement en de soldij ge nietenden bij verpleging in het hospitaal. Laatstbedoelden zullen dan een zekere som aan verpleeggelden betalen (een ge ringer bedrag dan thans van hen wordt ingehouden), daaren tegen in het genot blijven van hunne volle soldij. De uitkomsten dezer regeling, welke eerst na afkondiging der begrooting voor 1918 in werking kan treden, zullen af te wachten zijn, alvorens het aanbevolen denkbeeld, hetwelk neer komt op verpleging ten laste van den Lande van den gehuwden militair, in nadere overweging te nemen. Al dadelijk moge echter de opmerking een plaats vinden, dat het bedenkelijk wordt geacht die kostelooze verpleging te be perken tot den gehuwden militair, omdat een dergelijke maat regel ongetwijfeld ontstemming zal wekken bij den ongehuwden standgenoot. De miliciens en de vrijwilligers zullen, zooals o m. blijkt uit het onlangs verschenen Indisch Staatsblad 1918 No. 243, op voet van gelijkheid behandeld worden. Het indeelen van geoefende soldaten dus vrijwilligers bij de weerplichtcompagnieën voor het verrichten van corveën, wachtdienst, enz geschiedt uitsluitend in het belang van de opleiding en is noodig om in den korten tijd, voor de eerste oefening uitgetrokken, de miliciens geen oefeningen te doen verzuimen. Ook bij de depotbataljons van het staande leger worden een bepaald aantal geoefende soldaten ingedeeld, om te voorkomen dat de recruten, door het verrichten van corveën als anderzins, aan de eigenlijke oefeningen onttrokken worden. Bij het Nederlandsche leger worden alleen de grovere cor veediensten door burgerpersoneel verricht, hetgeen echter in het Indische leger evenzoo het geval is, zooals blijken kan uit het beschikbaar stellen (indien mogelijk) van veroordeelden dan wel van fondsen voor het inhuren van koelies, ten behoeve van het grove werk in de keukens en het reinigen van som mige deelen (o.a. de privaten) der kampementen en de stallen dei- bereden wapens. Naar vernomen werd, wordt de tewerkstelling bij de militie compagnieën een begeerenswaardig emplooi geacht. Op welk tijdstip in de gewesten buiten JAVA en MADOFRA de verplichte krijgsdienst zal worden ingevoerd, kan thans nog niet worden vastgesteld. In elk geval zal daarmede zijn te wach ten, totdat ten aanzien van de werking der dienstplichtvoor schriften op JAVA voldoend ervaring zal zijn verkregen, om ook 558

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 88