Daarbij toch is in punt 130 (2) nader toegelicht, op welke
2 wijzen de cavalerie bij eene colonne met den verkennings-
dienst op korten afstand belast kan worden (Het uitzonde
ringsgeval, dat er op grooten afstand moet worden verkend, is
boven reeds beschreven.) Die verkenningsbevelen kunnen de
cavalerie bereiken öf rechtstreeks van den Col. Ct. of recht
streeks van den commandant der veiligheidstroepen (Com
mandant der flankdekking, enz., in het algemeen ondercom
mandant). Het zal geheel afhangen van de combinatie der
factorenpersoon van den Col. Ct., persoon van den be
trokken ondercommandant [34 (2)J, hun onderlinge verhouding
.(vertrouwen in bekwaamheid), aard der opdracht en sterkte
der beschikbare cavalerie, benevens vertrouwen in den cav.
ctof de colonnecommandant zelf een bevel geeft aan die
cavalerie betreffende de verkennende taak, dan wel of hij den
voorhoedecommandant opgave doet van hetgeen aan diens
voorhoedecavalerie meer in het bijzonder moet worden opge
dragen omtrent de te verrichten verkenning op korten afstand.
Het is dus volstrekt niet noodzakelijk, dat in de margine
van een marschbevel altijd een verkenningsafdeeling prijkt.
Integendeel kan het verlangde opgenomen worden, als het
b. v. niet noodig geacht wordt er een afzonderlijk punt voor
te nemen, onder de bevelen voor de voorhoede (bij punt 5 dus
van het voorbeeld in het voorschrift). Het aanwijzen van eene
verkennende afdeeling geschiedt dan in het door den voorhoe
decommandant uit te geven bevel (zie slot van 162).
Intusschen zal het wel regel zijn, dat de Col. Ct. zelf het
bevel voor de verkenning geeft aan de cavalerie, door inde margine
van het marschbevel een afzonderlijke verkenningsafdeeling aan
te wijzen en in een der eerste punten van dat bevel die verken
ningstaak te omschrijven, doch, zooals gezegd, noodig is het niet.
Op deze wijze het V. V. lezende, geloof ik, dat aan de meer
genoemde punten geen onduidelijkheid kan worden verweten.
Wat ten slotte het onderhouden van de verbinding met neven-
afdeelingen betreft (punt 8), deze dienst behoort niet tot de taak
van de voorhoede en de Col. Ct. zal daarvoor altijd eene af
zonderlijke patrouille moeten bestemmen, indien geen andere
middelen (ordonnansen op rijwielen) gebezigd kunnen worden.
Dat eene dergelijke patrouille, om tijdig een voorsprong te
nemen, met het oog op het te verwachten tijdverlies bij de
zijwaartsche verplaatsing, in den beginne bij de voorhoede
marcheert, zoover naar voren als de omstandigheden vereischen
en toelaten, doet verder niets ter zake.
F. Treffers.
Eerste-Luitenant- Adjudant
der Infanterie.
513