Begrooting nan fiederl.-Indië uoor het dienstjaar 1919, Aid. IX (Oorlog). Uersiag uan bet onderzoek in de afdeeiingen uan den Uolksraad, zitting 1918 (Uittreksel) Boojdstuk 1 (Uitgauen in ilederland). Door vele leden werd met aandrang gewezen op de nood zakelijkheid om voor het aanschaffen van oorlogsbehoeften en grondstoffen niet alleen op Nederland te zijn aangewezen. Het Departement van Oorlog hier te lande behoorde zelfstandig te kunnen beslissen, waar het zijn bestellingen wilde doen. Men achtte het wenschelijk, dat zooveel mogelijk de oorlogsbehoeften hier te lande worden aangemaakt om van het buitenland en ook van Nederland minder afhankelijk te zijn, omdat het in oor logstijd steeds twijfelachtig is, of men op aanvulling van buitenaf kan rekenen. Aangedrongen werd op een nadere specificatie van de post van ongeveer 8 millioen voor materieel. Boordsiuk II (UiigaDen in Sndië). Door vele leden werd de vraag gesteld, hoe de Regeering zich de bekostiging van de defensie van Nederlandsch-Indië denkt en welk gedeelte Nederland daarvan zal dragen. Verschillende leden konden geen vrede hebben met de sterke stijging van uitgaven voor de oorlogsbegrooting, zoolang voor dringender behoeften (vnl. verbetering van economische toe standen en Inlandsch onderwijst vergelijkenderwijze nog weinig besteed werd. Verscheidene leden waren van oordeel, dat geen voldoende bekendheid werd gegeven aan den staat van de verdedigingswer ken, waardoor onder het publiek het gevoel ontstaat, dat het land niet behoorlijk verdedigd wordt. Men achtte die geheim- Wegens plaatsgebrek zijn gedeelten van minder belang wegge- 522

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 52