minder juist te noemen, want om dit te kunnen beoordeelen zou het noodig zijn geweest, dat spreker zich niet had bepaald tot het weergeven zijner overtuiging, maar ook de gronden, waar op zij rust, had medegedeeld. Nader zijn ter zake inlichtingen ingewonnen bij troepencom mandanten, waarbij eenstemmigheid bleek te heerschen omtrent de namens de Regeering uitgesproken meening, dat de geest in het leger bij een minderheid te wenschen overlaat, maar bij de meerderheid goed is te noemen. Daarvoor is ook een bewijs te vinden in de opgewektheid, waarmede de verschillende troepen hebben deel genomen aan de jongste brigadeoefening en de blijmoedigheid, waarmede zij de onafscheidelijk daaraan verbonden ontberingen hebben gedragen. Op grond van een en ander meent de Regeering, dat hoogere waarde moet worden gehecht aan het oordeel der bevelhebbers, hetwelk berust op dagelijksche waarneming en op de genoemde omstandigheden, dan aan een uitspraak gebaseerd op enkele voorgekomen betreurenswaardige feiten als het geoorloofd was zou ik spreken van kwajongensstreken bedreven door enkele personen, waaraan vooralsnog niet die beteekenis kan worden toegeschreven als de heer Teeuwen vermeende te moeten doen. In aansluiting hiermede zij mij een kleine afwijking veroor loofd tot het bespreken van een onderdeel van de rede van den heer Waroroentoe, die ook gewezen heeft op een algemeen bestaande ontevredenheid onder de niet-Europeesche militairen in het leger Tot staving dezer bewering vergastte hij ons op een bloem lezing uit verschillende Maleische geschriften en ik moet eerlijk zeggen dat de bekende welbespraaktheid van den Menado- nees in aanmerking nemende wij den spreker dankbaar moeten zijn voor de beperking, die hij zich daarbij heeft op gelegd. Tot mijn leedwezen heb ik de voorlezing van de bedoelde schrifturen niet behoorlijk kunnen volgen, zoodat ik daarop wellicht geen volledig antwoord zal geven, maar tegen de door den heer Waroroentoe gedane uitspraak moet ik deze ervaring stellen, dat de uitkomsten van de werving niet wijzen op een zoo ongunstigen toestand, als door spreker geschetst, en daaruit zeer zeker niet de gevolgtrekking valt te maken, dat er groote en algemeene ontevredenheid zou heerschen onder de niet- Europeesche militairen. Bij wijze van spreken toch kunnen van de niet-Europeesche landaarden zooveel soldaten worden aangeworven, als er plaatsen worden opengesteld. 657

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 101