bezwaard gevoelt. Van dit recht wordt ook vaak gebruik ge maakt en voor zoover mij bekend, wordt dan mét zorg een onderzoek ingesteld. Dat maatregelen worden getroffen, opdat niet te lichtvaardig klachten over meerderen worden ingebracht, is noodig voor een goede krijgstucht. Maar recht geschiedt, waar onrecht mocht zijn aangedaan. Nu zou ik op mijn beurt willen vragen, welk recht een ondergeschikte buiten het leger daartegenover kan stellenwaar hij recht kan zoeken, wanneer hij door zijn chefs kwalijk wordt bejegend of meent door dezen onrechtvaardig behandeld te zijn? Welk hooger beroep heeft hij, die in particulieren dienst is, buiten de gevallen, waarin de strafwet voorziet? En thans de beantwoording van de laatste vraag van den heer Teeuwen, welke ik met Uwe vergunning zal voorlezen, daar het hier aankomt op de juiste bewoordingen. De reeds door de Regeering afgelegde verklaring, dat de Europeesche militie werd ingevoerd, omdat het Opperbestuur een begin van uitvoering wilde geven aan het voornemen om de samenstelling van de weermacht te wijzigen en wenschte, dat de Europeanen bij den dienstplicht zouden voorgaan, gaven de grondgedachten weer, welke bij de invoering van de Europeesche militie hebben voorgezeten. De invoering van dien maatregel is niet het gevolg geweest van bestaand wan trouwen. Bijzondere spoed is daarbij niet betracht; de regelingen betreffende dezen maatregel waren reeds geruimen tijd te voren ingediend. Thans overgaande tot de bespreking van de opmerkingen van den laatsten spreker, den heer Waroroentoe, moet ik op den voorgrond stellen, dat met belangstelling is vernomen de verzekering, dat het Menadoneesche volk bereid is den militie dienstplicht te aanvaarden, zij het dan ook onder zekere voorwaar den, waarover het thans onnoodig is van gedachten te wisselen. De militie, zooals die thans ingevoerd is, is bestemd voor de verdediging van Java en zal bestaan uit de op dat eiland gevestigde Europeanen. Voorstellen zijn bij de Regeering in behandeling om haar uit te breiden tot de daar gevestgde niet-Europeanen. Indeeling naar nationaliteit of vermenging met buiten het eüand Java verblijf houdende bewoners van andere eilanden is daar niet overwogen. Wanneer tot invoering der militie in de gewesten buiten Java zal worden overgegaan, kan thans nog niet worden bepaald. Die militie zal dan bestemd zijn voor de plaatselijke verdediging. De opmerking, dat er onder de niet-Europeanen in het leger algemeen een ontevreden geest zou heerschen, is straks reeds besproken. Thans is een ander punt aan de orde en wel de 664

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 108