peesche militairen in de kazernes zich een krib met stroozak toegewezen zien. Ten slotte de aanbeveling van den heer Waroroentoe, om aan de gehuwde militairen bij verpleging in het hospitaal de volle soldij uit te keeren ten behoeve van hun gezin. Alvorens dit denkbeeld in beschouwing te nemen, wenscht de Regeering de uitkomsten af te wachten van de dezer dagen in werking tredende regeling, waarbij ieder bij verpleging in een zieken- inrichting een vaste som aan verpleeggeld zal hebben te betalen, daartegenover in het volle genot van zijn inkomsten zal blijven. Al dadelijk moet ik er echter op wijzen, dat tegen een mogelijke verwezenlijking van den voorgestelden maatregel bij mij een ernstig bezwaar bestaat en we! dit, dat, wanneer een dergelijke maatregel zou worden getroffen ten opzichte van gehuwde militairen, billijkheidshalve de ongehuwde daarvan niet zouden kunnen worden uitgesloten. En dit zou, afgezien van de belangrijke kosten, welke daarvan het gevolg zouden zijn, geen overwegend bezwaar opleveren, als we uitsluitend met ideale menschen te rekenen hadden. Maar de menschen nemen de, zooals ze nu eenmaal zijn, vrees ik, dat bij den in overweging gegeven maatregel de toeloop naar de hospitalen zoo groot zou zijn, dat, bij wijze van spreken, alle begrootingsgelden voor oorlog noodig zouden zijn om hospitalen te bouwen en deze te onderhouden. De Voorzitter: !k kan mededeelen, dat door de Regeering is besloten om in gelijke richting werkzaam te zijn, als bedoeld in het amendement van den heer Ketner. Die beslissing was Zijne Excellentie den Legercommandant gisteren nog niet bekend, en ik vermoed, dat de heer Ketner daarin aanleiding zal vinden zijn amendement in te trekken. De heer Ketner: Jawel, Mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter: Thans is aan de orde de stemming over de 9de begrootingsafdeeling. Verlangt iemand hoofdelijke stemming? De heer Van Hinloopen LabbertonIk zou speciaal willen doen stemmen over de onderafdeeling 404, invoering van de militie, aangezien ik aan dezen post mijn stem niet kan geven, en bij handhaving er van tegen de geheele begrootingsafdeeling zal moeten stemmen. Zou ik hier nog even het woord mogen hebben? De Voorzitter: Ja, maar niet langer dan twee of drie minuten. 666

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 110