De heer Van Hinloopen Labberton: Mijnheer de Voorzitter, toen ik heden morgen vernam, dat de heer Schumann over de wettigheidsvraag zou spreken, en dat bij zich niet met mijn opvatting, dat de ingevoerde militie onwettig is, kon vereenigen, hoopte ik, dat de heer Schumann mijn bezwaren uit den weg zou ruimen. Immers, eene veel jarige ervaring heeft mij geleerd groot vertrouwen te stellen in de conclucies, waartoe Mr. Schumann bij het beschouwen van eene kwestie als de onder- werpelijke komt. Ik ben echter tot mijn spijt teleurgesteld en ik zal zeggen waarom. Hij heeft teveel bewezen, et qui prouve trop ne prouve rien. Ik ben het volkomen met hem eens, dat ondanks de bewoordingen van het Regeeringsreglement de Volksraad niet geraadpleegd kon worden, voordat zij de facto was ingesteld. Maar de heer Schumann heeft verzuimd den datum te noemen, waarop dit laatste naar zijn meening, dat wei het geval was. Al hetgeen ik aanvoerde ten betooge, dat op 18 Maart j. 1. er een raadpleegbare Volksraad was, heeft de heer Mr. Schumann onbesproken en onweerlegd gelaten. Zulk een weerlegging vind ik wel in de woorden van Zijne Excellentie den Legercom mandant, doch deze bevredigt mij niet. Door de Regeering wordt aangevoerd, dat de Volksraad den zesden April er pas was, omdat de laatste man eerst op dien datum had medege deeld zijn benoeming te hebben aangenomen. De wettigheid zou dus afhangen van het feit, dat een paar menschen wat later dan 18 of 26 Maart hun beslissing deden kennen in zake de reeds in Februari afgekomen benoemingen. Ik heb hier voor mij liggen een benoemingsbesluit van 23 Februari, waarbij een onzer medeleden benoemd werd tot lid van den Volksraad, en ik heb van de andere benoemde heeren vernomen, dat hun benoemingsbesluit ook van denzelfden datum was. Maar wat wil het geval? Men heeft den heeren vier weken tijd gegeven om mede te deelen, dat zij hun benoeming al of niet aannamen, en die termijn begon te loopen van af den dag van ontvangst van den brief. De meeste menschen hadden voor 23 Maart de vereischte aanvaarding ingediend, doch de menschen van de buitengewesten kwamen wat later, en 6 April was volgens opgave van de Algemeene Secretarie de laatste binnen, terwijl 25 Maart de ordonnantie verschenen is en deze op 26 Maart in werking trad. Maar Mijnheer de Voorzitter, nu moet ik toch even opmerken, dat 23 Februari 1918 de heeren benoemd waren, en de Volksraad dus toen volledig was geconstrueerd. Het feit, dat iemand de benoeming niet aannam of dat iemand overlijdt of ziek is, of 667

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 111