garnizoensplaatsen zelve, blijkt, dat de Japanners ingezien
'hebben, dat uit een technisch oogpunt een inscheping in
meerdere havens wenschelijk is. Het maken van vergelijkingen
omtrent de snelheid van inscheping is niet mogelijk, aangezien
niet bekend is, op welk tijdstip die voor elke divisie geëin
digd was, te meer niet, waar zooals de latere handelingen
aangeven, snelheid niet beoogd werd.
Neemt men aan, dat de inscheping voor alle divisiën den
21sten April geëindigd was, dan heeft zij voor elke divisie 6
dagen geduurd, wat uiterst langzaam mag heeten, al mochten
ook de haventoestanden niet schitterend worden genoemd.
Omtrent aantal en grootte der transportschepen (waarop later
uitvoeriger zal worden teruggekomen) is helaas weinig bekend
telt men het aantal schepen van de transportechelons bij elkaar
op, dan blijkt, dat voor het transport van 3 divisiën (1ste,
3de en 4de) ongeveer 80 schepen noodig waren. Vergelijkt
men dit aantal met dat voor de 12de Div. benoodigd (74),
dan is, al neemt men in aanmerking, dat deze divisie mei
haren algemeenen trein werd vervoerd, het verschil wel heel
groot Zeer zeker zullen de troepen hier minder ruimte
hebben gehad.
De overtocht.
Niettegenstaande het meesterschap ter zee in het geheel niet
verkregen was, verlieten de schepen zonder beveiliging, in
groepen van 4 of 5, de verschillende havens; de aanwijzing
van een verzamelplaats was dus noodig. In verband met de
aan zulk een verzamelplaats te stellen eischen, n.l. een veilige
en beschutte ligging en een korten afstand tot het uitgekozen
landingspunt, zou men verwachten, dat als zoodanig de Elliot-
eilanden werden gekozen, welke eilandengroep bij eenige voor
bereiding zeer zeker daartoe geschikt had kunnen zijn ge
maakt; evenwel werd Chinnampho als zoodanig bestemd. Wel
vond men hier een veilige ligplaats, doch de afstand totYen-
towa was te groot. Onwillekeurig zoekt men verband met de
operatiën van het 1ste Leger en het moet dan ook als vast-
(1) De 12de divisie had reeds in Februari ongemobiliseerde afd. naai
Korea gezonden I. M- T. Extra Bijlage No. 34, biz. 3.
571