zooveel mogelijk gemaskeerd". Bij de moderne vuuruitwerking is het mogelijk meer naar achteren te gaan; het artillerievuur heeft veel moreele, weinig materiëele uitwerking en tegen het moreele effect is men blijkbaar tegenwoordig wel bestand. Opstelling in den rand is ongunstig, wegens gemakkelijk in schieten door de vijandelijke artillerie. Bij zwaar bosch met veel onderhout, dat niet tijdig opgeruimd kan worden, kieze men de opstelling vóór den rand, buiten de spreiding van vuur óp den rand, liefst echter 50 a 100 M. achter den rand (zie ook Mil. Spectator, 1915, No. 4, P. J. van Munnekrede. Ervarin gen uit den tegenwoordigen oorlog.), terwijl combineeren met een schijnloopgraaf vóór den rand dan zeer is aan te bevelen. 6. Dorpen, als in Europa, komen hier niet voor; kampongs moeten beschouwd worden zonder de daar aanwezige huisjes, welke alleen zijn geschikt voor maskeering, o.a. voor geschut- opstellingen. Over het gebruik van alleenstaande gebouwen en huizengroepen, zie Snijders, 17. en 18. Als zoodanig zijn voornml. aan te merken fabrieken op landbouwondernemingen en stations. In het algemeen valt nog op te merken, dat de hwl. steeds zooveel mogelijk aan het terrein moet worden aangepast, geen rechtelijnen of wiskunstige vormen moetvertoonen. Ten slotte moet de hwl. van 's vijands zijde worden verkend. Daar geen terrein natuurlijk in alle opzichten volmaakt zal zijn voor het doel, zullen kunstmatige verbeteringen noodig zijn t o. van de in den aanvang gestelde eischen. T.o. van den vorm van het terrein is de hoofdzaak ontgraven of opwerpen van loopgraven c.a. voor eigen dekking. Verder is er uit den aard der zaak weinig aan te veranderen, hoogstens zijn enkele galangangen en steile randjes in het voorterrein weg te steken (Snijders spreekt over wegneming van terreingolven, holle wegen enz; dit eischt te veel tijd, dus zoo mogelijk vullen met opruimingsmareriaal). T.o. van de terreinbedekking zullen gewoonlijk noodig zijn; aanbrengen van maskers tegen vijandelijke waarneming en het doen van opruimingen ten behoeve van de eigen waarneming. J. F. Beckman, Wordt vervolgd). Kapitein der Genie. 601

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 45