samenstelling het gunstigst acht. De lichtingen van 11 weer
op 15 brengen is een volgende eisch, alsmede invoering van
algemeene dienstplicht. Aanschaffing van veel mitrailleurs, 2
per comp. vindt schr. geen overdreven eisch. Geen indeeling
van actieve bataljons in de liniën, daar hooren de dichtst bij
gelegen landweertroepen. Encadreering van de landweer, behoor
lijke opleiding van reserve- en verlofsofficieren, invoering van
het verdubbelstelsel, verhoogde zorg voor de militaire vormen.
Artilleristisch Tijdschrift No. 2. Februari.
„Over de opleiding van artillerieofficieren" Onder erkenning,
dat er wat hapert aan het officierskorps, omdat dit niet ten
volle berekend is voor de taak, welke het thans in hare volle
zwaarte op de schouders is gelegd, meent Kap. Westerveld de
oorzaken daarvoor voor een groot deel te moeten zoeken in
de wijze, waarop de officieren voor hunnen werkkring worden
voorbereid, De opleiding draagt een zeer overwegend theoretisch
karakter en mist daardoor practische resultaten. De practijk moet
de jonge officier nog leeren, als hij bij den troep komt en het is
niet altijd zeker, dat hij daarbij een uitstekenden leider krijgt.
Ook de wijzigingsplannen van de staatscommissie vinden in
schrijvers oogen geen genade, vooral de voorcursus wordt
door hem gehêel verkeerd geacht. De Nederlandsche officier
moet zijn gevormd niet buiten, maar in de Nederlandsche weer
macht, om de bijzondere eigenschappen, nooden en behoeften
daarvan ten volle te kunnen leeren beoordeelen, om de physiek
van den Nederlandschen soldaat te leeren begrijpen en daardoor
in staat te zijn van dien Nederlandschen soldaat in waarheid te
zijn de leider, de voorganger en de vertrouwde. (Wordt vervolgd).
Kustverdediging (vervolg) Schr. gaat voort met zijn alge
meene beschouwingen, üe vloot moet zijn het offensieve
verdedigingsmiddel, punten op de kust van groot strategisch
belang, die men in geen geval zonder slag of stoot in's vijands
handen wil zien, zal men moeten beschermen door het aan
leggen van verdedigingswerkende vlootbasis eveneens De
vloot moet daarbij zooveel mogelijk de landverdediging steu
nen door offensief optreden
Achtereenvolgens worden nu beschouwd de torpedobooten, de
kustverdedigingsschepen en de onderzeebooten. De eerste twee
soorten vinden in schr 's oog geen genade, de derde daarentegen
wordt hoog geschat. Maar niet temin zijn zware slagschepen
noodig om het kleine materieel te steunen, zoodra zulks noodig is.
Voorts bespreekt schr. de vraag, waar kustversterkingen
noodig zijn.
613
I. M. T. 38 1918.