Ik geloof, dat door de militie meer zelfvertrouwen zal worden
opgewekt bij de Indiërs en dat dit zeer bevorderlijk zal zijn
aan den bloei van Indië. Gaarne zien wij spoedig de uitgewerkte
voorstellen in den Volksraad tegemoet.
Maar het punt, waarop ik hier in het bijzonder zou willen
komen, is van wettelijken aard.
De vraag is gesteld, of de reeds buiten ons om plaatsgevonden
invoering der Europeesche militie wettig is te achten, ja dan neen.
Op deze vraag is een antwoord gekomen in de nota van
antwoord, dat mij zeer heeft bevreemd.
Ten einde het punt in kwestie zooveel mogelijk toegelicht
te krijgen, heb ik daarover een opstel gepubliceerd in enkele
dagbladen, terwijl een afdruk daarvan bij het Voorloopig verslag
is overgelegd en dus aan alle leden evenzeer als aan de Re
geering bekend is.
Zoo was er gelegenheid om aan te geven, welke bezwaren
tegen mijn opvatting bestonden.
Welnu, ik heb verschillende bezwaren tegen mijne opvatting
gehoord, maar het zwakste bezwaar is wel dat, wat hier in
het Regeeringsantwoord te berde is gebracht.
Ik vind in dat antwoord niets dan het volgende
„De Europeesche militie is niet tegelijkertijd metdeinheem-
„sche ingesteld, omdat de voorbereiding van eerstbedoelde
^ijdig gereed was en het Opperbestuur van oordeel was, dat
„het aanbeveling verdiende, om ten aanzien van den verplichten
„krijgsdienst de Europeesche bevolking te doen voorgaan.
„De door sommige leden gemaakte opmerking, omtrent de
„onwettigheid van de invoering der militie voor Europeanen
„bij de ordonnantie van 10 Maart jl. staatsblad No. 139 kan
„niet als juist worden erkend, omdat die uitvoering berust op
„eene uitdrukkelijke uitspraak van den rijkswetgever.
„Bij nota van wijzigingen op het ontwerp der aanvullings-
„begrooting voor 1917 zijn nl. door den Minister van Koloniën
„gelden aangevraagd om te kunnen overgaan tot de uitvoering
„in dit jaar van het dienstplichtstelsel voor Europeanen".
Die gelden zijn toegestaan door den Rijkswetgever, dus,
concludeert de nota van antwoord, zal ook de dienstplicht hier
ingevoerd kunnen worden en is zij dus wettig te achten!
Deze merkwaardige verwarring tusschen het toestaan van fond
sen en de inachtneming van de wettelijke bepalingen, welke
bij de uitvoeringen in acht genomen worden, dient gesignaleerd
en ten eenenmale verworpen te worden. Het feit, dat er geld
op de begrooting is om iets te doen, sluit nimmer in, dat de
voorschriften i.e. van het Regeeringsreglement, nu maar gene
geerd zouden mogen worden. Dat is een ongehoorde verwarring
617