Men zegt de Volksraad was er de facto nog niet op het
oogenblik, dat de ordonnantie verscheen.
Hiertegen kan aangevoerd worden, dat de Volksraad er
juridisch is sedert 1 Augustus 1917, omdat toen in werking
trad het nieuwe artikel 131 van het Regeeringsreglement, waarin
uitdrukkelijk staatEr is een Volksraad.
Dus vanaf dat oogenblik moest met het bestaan van den
Volksraad rekening worden gehouden.
Naar de facto was hij er op 1 Augustus 1917 inderdaad
nog niet. Daarvoor waren nog eenige uitvoeringsmaatregelen
noodig, een verkiezing en een benoeming moest nog plaats
hebben. Maar op het oogenblik, dat de ordonnantie geslagen
werd (18 Maart) was de Volksraad er wel, er was een
voltallige en dadelijk raadpleegbare Volksraad Op den datum
van inwerkingtreding (26 Maart, den dag na dien der uitgifte)
hadden zelfs al de leden reeds hun benoeming aanvaard, daar
deze bij besluit van 23 Februari 1918 is geschied, en de be
noemden binnen vier weken na ontvangst van het besluit
moesten hebben aanvaard. Alle leden van den Volksraad
waren dus op 18 Maart gekozen en benoemd, de Voorzitter
was op 1 Januari 1918 in functie getreden, en men kan niet
volhouden, dat de Volksraad er ook de facto niet was.
Nog een andere kneep.
Men zegt: De Volksraad was er wel, doch hij was nog niet
bijeen te roepen voor 21 Mei, immers de wet zelf noemt de
derde Dinsdag in Mei als datum voor de eerste zitting.
Ook dat gaat niet op, want men ziet daarbij dan over het
hoofd, dat in de voorschriften een onderscheid gemaakt wordt
tusschen gewone en buitengewone zittingen.
De „eerste zitting" is de jaarlijks terugkeerende eerste gewone
zitting, dat is de zitting voor de begrootingsbehandeling. Maar
buiten dien kan de Volksraad bijeen komen, zoodra de Gou-
verneur-Generaal, de Voorzitter van den Volksraad of 15 leden
dit wenschen.
Er is geen enkele reden, waarom niet een buitengewone ver
gadering had kunnen worden bijeen geroepen, zoodra de Volks
raad voltallig was, en dat is het, wat beslist had moeten gebeuren,
zoowel naar den geest als naar de letter van de wet, want
artikel 31 van het Regeeringsreglement schrijft voor, dat géén
militaire verplichtingen aan het volk mogen worden opgelegd,
zonder dat de Volksraad er over gehoord is en zonder dat
uit het formulier van afkondiging blijkt, dat de Volksraad
gehoord is.
De sacramenteele formule komt niet op de behoorlijke wijze
in het formulier van afkondiging voor en op grond daarvan
619