Er bestond dus zeker wel eenige reden om die te verhoogen. Alleen geloof ik, dat men in dit opzicht niet ver genoeg is ge gaan. Naar ik hoor, hadden eenige leden van dezen Raad het plan hieromtrent een motie in te dienen, maar hebben zij van dit plan afgezien, zoodat ik meer vrijheid heb om, heel in het kort, deze zaak te bespreken. Ik zou nl. de Regeering willen voorstellen om aan alle mili tairen, zonder te letten op hun landaard, hetzelfde aanvangstrac- tement te geven, waarbij voor de Europeanen te voegen eene zg. tropentoelage, zoodanig, dat deze evenveel ontvangen, als na het vastslellen van deze begrooting het geval zal zijn Nu zegt de Nota van Antwoord, dat algeheele financiëele gelijkstel ling van Inlanders met Menadoneezen en Amboineezen ook wegens de hooge, daaruit vootrvloeiende kosten slechts gelei delijk tot stand zal kunnen komen, Ik meen hieruit te kunnen opmaken, Mijnheer de Voorzitter, dat de Regeering geen principiëele bezwaren tegen die gelijkstelling heeft. Nu kan ik mij begrijpen, dat van militaire zijde wordt aangevoerd, dat de Javaan minder soldij moet ontvangen dan de Amboinees, omdat het een feit is, dat een Javaan voor militair minder geschikt is dan een Amboinees. Dat wil niet zegen, dat de Javaan als mensch lager staat, het geldt hier alleen de geschiktheid voor een bepaald beroep. Maar, Mijnheer de Voorzitter, het Javaansche element neemt het grootste gedeelte van het leger in; het moet dus als een levenskwestie voor de bruikbaarheid van het leger worden beschouwd om het peil van het Javaansche element op te voeren, en daartoe moet o. a. elk gevoel van van achteruitstelling worden weggenomen In de nog bestaande gemengde compagnie ziet de Javaansche soldaat, dat, wanneer de traktementen worden uitbetaald, de Amboinees twaalf centen per dag meer ontvangt. Als men dan zegt, die Amboinees vecht ook beter, dan heeft die Javaan het recht daarop te antwoordenMaar leer mij dan ook beter vechten en betaal mij naar het resultaat van de opleiding Ik wil niet verder ingaan op deze zaak, die nauw samen hangt met de opheffing van het Javaansche volk; de mogelijkheid bestaat, dat ook van Inlandsche zijde sprekers dit onderwerp zullen aanroeren. Ik besluit dus, Mijnheer de Voorzitter, dat het zoowel uit sociale als uit militaire overwegingen noodzakelijk is de inkom sten van de Inlandsche militairen gelijk te maken aan die van hunne Amboineesche en Menadoneesche kameraden. De thans voorge stelde verhooging van de soldij der Inlanders is een stap in de goede richting. Nu zegt de Nota van Antwoord, dat de gelijk stelling slechts geleidelijk tot stand kan komen, en daarom hoop ik, dat dat „geleidelijk" niet al te letterlijk worde opgevat; hoe sneller in deze .richting voortgegaan wordt, hoe beter. 629 I. M. T. 39 1918.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 73