Nu over iets anders. Eenige dagen geleden heeft de heer
Stibbe gesproken over de werkwijze van de bureau's der
Departementen. Hij heeft mij daardoor tot op zekere hoogte
het gras voor de voeten weggemaaid; tot op zekere hoogte,
zeg ik, want er blijft nog één verschijnsel te noemen over,
een verschijnsel, dat ik thans zal behandelen en dat men,
misschien wat theatraal, zou kunnen noemen een antithese
tusschen bureau- en troependienst.
Mijnheer de Voorzitter, hef is een bestaand feit, dat de
bureaudienst in grooter aanzien dan de troependienst staat.
Iemand, die op een departement werkt, krijgt zoo gauw het
gevoel, dat hij mederegeert, met als gevolg daarvan, dat hij
zich veel gewichtiger vindt dan de troepenofficier die dan
tot de geregeerden behoort. Verder eischt de bureaudienst
minder lichamelijke inspanning, eene zaak, waarop wij, Hollan
ders, niet gesteld zijn. Natuurlijk wil ik niet beweren, dat op
de bureau's geluierd wordt, maar men heeft het er gemakke
lijker. Bovendien heeft de vredespractijk tengevolge, dat fouten,
begaan in den bureaudienst, zich zeer spoedig in hare gevolgen
doen gevoelen, terwijl dergelijke fouten bij de opleiding van
den troep begaan zich eerst doen gevoelen in oorlogstijd, d.w.z.
in eene. naar men hoopt, zeer verre toekomst, en voorts,
doch slechts zeer onvolledig, bij manoeuvres e.d. gelegenheden.
Het gevolg van een en ander is meerdere appreciatie van goed
bureauwerk en als weerslag daarvan wordt bij de grootere
oefeningen en manoeuvres veel vergeven aan hen, die op de
bureau's goed werk hebben verricht. Ja, Mijnheer de Voorzitter,
hoe belangrijker het bureau is, waarop de aspirant-legeraan
voerder gewerkt heeft, des te meer kan hij zich bij den troepen
dienst veroorloven, en heeft de aspirant gewerkt op het allerhoog
ste bureau, het Ministerie van Koloniën, dan, zegt men, kan hij
nagenoeg zeker van den generaalskolbak zijn. Ik zeg natuurlijk
niet, Mijnheer de Voorzitter, dat dit juist is, maar het is al
erg genoeg, dat deze meening in het leger bestaanbaar iszij
wekt geen vertrouwen.
Mijnheer de Voorzitter, de Volksraad heeft recht te verwach
ten, dat de belastingbetalers ook op militair gebied waar voor
hun geld krijgen, en daarom moet hij er op aandringen, dat
deze z.g. antithese tusschen bureau-en troependienst verdwijne.
De troep is er niet voor de bureau's, maar de bureau's zijn
voor den troep, die in oorlogstijd het eigenlijke werk doet, en
het komt niet te pas, dat de troepenofficieren het gevoel hebben,
dat de bureaudienst als het ware den voorrang heeft. Nu heb
ik onder de hand vernomen, dat er eene beweging gaande is
om den bureauofficieren eene toelage te verzekeren. Het is
630