hoe liever In het Britsche Leger verlangt men heden ten dage geen brigadecommandanten ouder dan 45 jaar, omdat men in den tegenwoordigen oorlog ondervonden heeft, dat op lateren leeftijd het zenuwgestel niet meer tegen de invloeden van den oorlog bestand is. En toch was men in Engeland er al op uit geweest veroudering van het officierskorps te voor komen. Toen Kitchener een aantal jaren geleden opperbevelhebber van het Britsch-Indische Leger werd, vond hij, dat bevordering tot kapitein plaats vond na 12 jaar; hij vond zulks te lang, niet met het oog op de persoonlijke belangen van de luitenants, maar om het geheele officierskorps te verjongen. En hoe is het bij ons gesteld? Terwijl men thans in Britsch-lndië na 9 jaren kapitein wordt, in Nederland na 11 a 12 jaren, moeten de N.-l. luitenants wachten tot zij veertien jaren in dienst zijn, voordat zij de derde ster ontvangen en dan gebeurt het nog maar, ten minste in 1916 en 1917, bij wijze van noodmaatregel, zoodat de toen benoemden zich mogen verheugen in de benaming van „kassian-kapiteins". Dit jaar is de toestand een paar maanden minder ongunstig, doch wij hebben het vooruitzicht mettertijd in het Leger opgescheept te zitten met een aantal hoog bejaarde hoofd- en opperofficieren, die physiek niet bestand zullen blij ken tegen de vermoeienissen van den oorlog in een tropisch klimaat en derhalve de noodige vlotheid en doortastendheid bij de uitoefening van hun bevel zullen missen. Wat is de oorzaak hiervan? Wanneer ik goed ingelicht ben, zou het Opperbestuur van meening zijn, dat eene snelle bevor dering verzekerd moet worden door verloop in de hoogere rangen en dat bevordering na een bepaald aantal dienstja ren niet moet plaats hebben Mijnheer de Voorzitter, ik ben het volkomen daarmede eens en ik hoop dan ook, dat de Regeering zal standhouden tegen eene neiging, die bij het De partement van Oorlog schijnt te bestaan om het verloop in de hoogere en hoogste rangen op min of meer kunstmatige wijze tegen te gaan. Nu wordt beweerd, dat ook de tijdsomstandig heden hieraan schuld hebben, in zooverre, dat voor gepension- neerden vertrek naar Holland practisch onmogelijk en verblijf in lndië wegens den hoogen levensstandaard alhier veel te kost baar is. Indien zulks werkelijk de oorzaak is van het te lang aanhouden van hoofd- en opperofficieren, dan hoop ik, Mijnheer de Voorzitter, dat bij de eerste de beste gelegenheid zullen verdwijnen zij, die recht op pensioen kunnen doen gelden en niets beloven voor de toekomsthet leger is geen instelling van liefdadigheid! Zonder een jong en frisch officierskorps is het niets waard. 632

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 76