gaat om de slechte legertoestanden, dan klinkt het commando: Houd je mond. Op de onlangs te Buitenzorg gehouden oprichtingsvergadering der Legervereeniging is door den adjudantonderofficier Van den Tol kritiek uitgeoefend op het Legerbestuur. De man werd daarvoor gestraft met acht dagen provoost; uitingen, als door hem werden gedaan, mochten van een minder militair in het openbaar niet worden aangehoord. Over waar of niet-waar werd echter met geen woord gerept. De kritiek van den heer Van den Tol was echter alleszins gerechtvaardigd. In het antwoord der Regeering wordt tegengesproken, dat gedurende de laatste jaren de ontevredenheid in het Leger grootere afmetingen heeft aangenomen, dit wordt afgeleid uit het aantal uitspraken van Krijgsraden, hetwelk gedurende de laatste jaren niet meer was dan gedurende de jaren daar voor. Dit is evenwel eene ergerlijke mistasting, wijl de uitspraak gebaseerd is op eene opgave, welke zeer onnauwkeurig is. Het aantal uitspraken moge geringer zijn en het aantal ver- oordeelen minder dan ooit, dit spruit echter alleen en uitsluitend voort uit de belangstelling voor dienstzaken, welke zoowel bij hoog als bij laag met den dag minder en minder wordt. Zoo dra de dienst is afgeloopen, spoedt zich de officier naar huis, bekommert hij zich niet meer om al, wat des dienst is. En reeds gedurende de diensturen doet hij alleen het allernood zakelijkste, bemoeit hij zich dus liefst volstrekt niet met aan gelegenheden. welke hem later soesah of moeilijkheden kunnen geven; hij sluit dus tegenwoordig meer dan ooit te voren liever het oog en het oor voor al, wat hij ziet en hoort en wellicht een weinig minder goed door den beugel kan. Het kan wezen, dat dit het gevolg is van het gebrek aan officieren, maar het feit blijft, zoo als ik het gekenschetst heb. De wijze waarop de ontevredenheid wordt aangewakkerd is velerlei. 1. Steeds zijn in het leger commissies aan het werk ge weest, met het doel onderzoek te doen naar de noodige posi tie-verteringen. Geen enkele dezer commissies echter wendde zich ook maar met een enkel woord tot de voormannen van hen, over wier positie het ging. Geen enkele inlichting werd gevraagd. Instede daarvan lette men totaal niet op hetgeen door die personen en door hun vereenigingen werd naar voren gebracht Dit geeft bij de betrokkenen den indruk, dat de werkzaamheden der commissies slechts larie zijn, toch niet gemeend en slechts voor het oog. Niemand, die van dergelijke pogingen tot verbetering eenig heil verwacht. 636

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 80