dienstweigeraars mochten die er onverhoopt zijn als zeer waarschijnlijk is te achten. Thans overgaande tot de beantwoording van de opmerkingen van den heer Van der Jagt zij op den voorgrond gesteld, dat voor de hulde, welke door dien spreker is gebracht aan de Indische weermacht voor hetgeen zij in de verloopen tijden heeft ver richt en voor zijne sympathieke rede, hem hierbij gaarne dank wordt betuigd. Inderdaad is de Regeering met den heer Van der Jagt van meening, dat met het leger, zooals het thans is samengesteld, niet meer kan worden volstaan. Op grond daarvan is een ingrijpende hervorming in overweging genomen Deze kan echter slechts geleidelijk geschieden en zoolang zij niet geheel is beëindigd, kan het staande leger niet worden opgehevenvooralsnog ook niet worden verminderd. De omstandigheden door den heer Van der Jagt genoemd, tengevolge waarvan de Europeesche soldaat zich in het leger niet meer op zijn plaats voelt, worden door de Regeering voor een groot deel erkend. Maatregelen worden overwogen om daaraan zooveel mogelijk tegemoet te komen door aan deze militairen weder gelegenheid te geven naar buiten te gaan en door zoo spoedig mogelijk terug te keeren tot de vroegere indeeling, waarbij de verschillende landaarden in afzonderlijke afdeelingen waren samengebracht. De meening, dat de invoering van de militie noodig was om een gat te stoppen, ontstaan door gebrek aan Europeesche vrijwilligers, is niet geheel juist; dat tekort was bereids aan gevuld door Amboineezen en Menadoneezen, die thans tot een zoodanig getal overcompleet zijn als het aantal ontbrekende Europeanen bedraagt. Verder heeft de heer Van der Jagt een cijfer genoemd, dat naar zijn meening het aantal der in te lijven miliciens zou vertegenwoordigen. Die raming is echter te laag; er kan gere kend worden op 10.000 miliciens, als alle lichtingen geoefend zullen zijn. Het denkbeeld om naast de militie h.t.l. een macht van 20.000 Europeanen te legeren, niet uit vrijwilligers bestaande, maar uit Hollandsche miliciens, heeft naast onmis kenbare voordeelen ook nadeelen van beteekenis. In verband hiermede moet ik er in de eerste plaats op wijzen, dat uit voering van dezen maatregel niet mogelijk zal zijn zonder wijziging van de Grondwet. Volgens de Grondwet toch mag de militie te land niet dan vrijwillig naar deelen van het Rijk buiten Europa worden gezonden Zonder meer zouden die menscheti dus niet naar Indië overgebracht kunnen worden. Vrijwilligers tot een zoo groot aantal zouden bezwaarlijk ge- 652

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 96