dat wol, linnen en katoen in Indië niet of in onvoldoende
hoeveelheid voortgebracht worden, ijzer en staalindustrieën nog
niet bestaan dan zullen hoogovens, katoen- en wolspinnerijen
enz. opgericht moeten worden, alvorens anders dan op zeer
beperkte schaal kan worden gedacht aan speciale fabrieken
ten dienste van het leger.
Tot zoolang zal men zich hier moeten bepalen tot het op
leggen van voorraden, ook van grondstoffen, welke laatste bij
het uitbreken of gedurende den oorlog worden verwerkt.
De eerste vraag door den heer Pabst gesteld, wanneer de
militievoorstellen in den raad kunnen worden verwacht en of
voldoende tijd zal worden voor de behandeling daarvan, kan
als volgt worden beantwoord.
De Regeering stelt zich voor de bedoelde voorstellen, welke
bij haar zijn ingekomen, aan den Raad in behandeling te geven
tegelijk met de behandeling van de suppletoire begrooting in
het najaar en dan zal tevens voldoende tijd gegeven worden
om deze voorstellen naar eisch te kunnen overwegen.
in de tweede plaats heeft deze spreker bezwaar gemaakt
tegen de inrichting van de begrooting in dien zin, dat niet
steeds de consequenties, welke aan voorgestelde maatregelen
verbonden zijn, ten volle worden aangegeven.
Ik moge er allereerst op wijzen, dat het niet altijd mogelijk
is de consequenties van bepaalde maatregelen tevoren in haar
vollen omvang te overzien, en ik wil hier aan toevoegen niet
als Regeringscommissaris, maar in mijn gewone functie dat
ongetwijfeld bij herhaling voorstellen zijn gedaan, waarbij op
zettelijk de daaruit noodwendig voortvloeiende gevolgen werden
verzwegen, omdat men vreesde het doel, dat men met die
voorstellen nastreefde, niet te zullen bereiken, indien al dade
lijk een volledig overzicht over de aangelegenheid werd ge
geven.
Aan wie deze ongewenschte wijze van handelen was te wij
ten, wil ik in het midden latenik kan alleen verzekeren, dat
ik voor mijn persoon van dergelijke handelingen wars ben.
De derde opmerking van den heer Pabst was, dat niet altijd
werd vooruit gezien, getuige de late indiening van de voorstellen,
welke bij onderafdeeling 409 ter sprake zijn gekomen, in ver
band waarmede volgens spreker het legerbestuur thans niet
zou bereiken, wat het met de indiening van die voorstellen
beoogde.
Ik moet de opmerking, voor wat het eerste gedeelte betreft,
voor rekening van den spreker laten, terwijl wat het tweede
deel aangaat, wordt verwezen naar het gedrukt verslag, waarin
reeds bepaaldelijk is te kennen gegeven, dat de hierbedoelde
654