Uit de Practijk. Wenken, Dragen en anfinoorden op gebied nan militair strafrecht. Vraag. Gaarne zou ik willen vernemen, of het voor de positie van een meerdere tegenover een mindere en omgekeerd verschil maakt, of de meerdere al dan niet in uniform gekleed is, speciaal of insubordinatie ook bestaanbaar is, indien de meerdere in burgerkleeding is, natuurlijk vooropgesteld, dat de aanrander of beleediger zeker weet een meerdere in rang voor zich te hebben. Voorts, of de mindere jegens een meerdere in burgerkleeding gehouden is desgevorderd den militairen groet te brengen, de houding aan te nemen, e. d. Volgens Barré, II, hoofdstuk III, 2, is de ondergeschiktheid niet afhankelijk van de omstandigheid, of de meerdere al dan niet in uniform gekleed is, maar Barré is een oud boek en ik weet niet, of de latere jurisprudentie het met Barré eens gebleven is. v. G. Antwoord „In" zoowel als „buiten" dienst gelden de regels der subordinatie, en de betrekkelijke strafbepalingen bescher men den meerdere onder alle omstandigheden, dus ook in burgerkleeding. Nimmer is de jurisprudentie van dat (Barré's) standpunt afgeweken en dat zal ook wel nooit het geval zijn. Inderdaad heeft de meerderheid in rang weinig te maken met de uniform en dat spreekt ook van zelf, daar anders alle gezag zou kunnen ophouden, indien meerderen door omstan digheden (men denke eens aan nachtelijk alarm) ongekleed zijn. Wat Uw vragen over groeten en het aannemen van de houding betreft, deze behooren eigenlijk niet in deze rubriek thuis, daar ze van krijgstuchtelijken, niet van militair-strafrech telijken aard zijn. Het antwoord op Uwe vraag over het groeten van een niet in uniform gekleed meerdere geeft het Reglement op de Eer bewijzen, enz., waarin bepaald is, dat de in dat reglement genoemde eerbewijzen gegeven worden alleen dan, wanneer beide partijen in de voorgeschreven uniform gekleed zijn, de 606

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 50