ingericht moeten wordende aard van het terrein en de geringe sterkte der bezetting zullen wel een beletsel zijn voor het uitzetten van eene stelselmatige voorpostenlinie (onderling ver band door telefoon en seinploegen). Door een goed georganiseerden verkennings- en spionnage- dienst moet getracht worden het partieel vooruitdringen van vijandelijke afdeelingen tijdig te signaleeren, ten einde daartegen maatregelen te kunnen treffen; de „économie des forces" speelt hier, waar wij met een kleine macht alles en nog wat te presteeren hebben, eene belangrijke rol. Van niet of geringe mate bedreigde gedeelten moeten dus troepen vrij gemaakt worden om ze elders te kunnen inzetten. Het verdient derhalve aanbeveling om het commando over de voorpostenstelling in ééne hand te leggen en dus rechtstreeks ondergeschikt te maken aan den stellingcommandant; deze laatste moet dan maar zorgen voor den samenwerking met de vakcommandanten. Het spreekt van zelf, dat eene voorposten stelling als hierboven bedoeld nogal afwijkt van den voor- postendienst volgens ons V. V.veldwachten zullen als regel niet noodig zijn, daar de veiligheid in onze Indische terreinen veel meer gebaat is door een systematisch werkenden patrouil- ledienst. De voorpostendeten. verdedigen zich niet alleen, maar doen ook uitvallen, alarmeeringen enz. Hoe actiever deze af deelingen optreden, des te beter voldoen ze aan de opgedragen taak. Het terrein mag niet anders dan noodgedwongen worden prijs gegeven en dan bij voorkeur des nachts. Wij mogen zeker als bekend veronderstellen, dat de Franschen de verdediging van het voorterrein voerden door het inrichten van vooruitgeschoven stellingen, de Duitschers door het doen van uitvallen uit de hoofdstellingvolgens het laatste Neder- landsche W j. B is men echter in Duitschland meer en meer tot de Fransche inzichten gaan overhellen. We zullen daarom aan de hand van de Extra-bijlage 1. M. T., No 38, eens nagaan, op welke wijze de Duitschers de verdediging van het voorter rein hebben georganiseerd bij den aanval van de Japanners op Kiaochou Bij den aanvang der operatiën in het najaar van 1914 zou de bezetting aan Infanterie ongeveer 11 compagnieën of -4- 2500 man sterk geweest zijn. Daarmede moest eene 730

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 68