6. Buiten de diensturen bespraken de mannen verschillende
zaken in verband met mijn theorieën, hetgeen bleek, doordat mij
als regel één of meer dagen later een en ander werd gevraagd.
7. De man begreep bij de practische diensten de getroffen
maatregelen beter.
8. De man voelt zich zelf ten volle waard, spant zich van
zelf meer in en verhoogt daarmede het peil van den troep.
9. Er ontstaat samenhang tusschen officier en gegradueerde.
1 hans rest nog de vraag„Wie moet de theorie houden
Volgens G O. I., 25, een officier, die door den c. ct. wordt
aangewezen. Neen. m. i. moet de compagniescommandant het
werk zelf ter hand nemen en wel omdat
a. de c. ct. het in de hand heeft om zijn theoretisch onder
richt te leiden in de banen, die hem het beste voorkomen, en
dit uit de eerste hand aan zijn gegradueerden geefl, dus niet
uit de tweede hand dooi een ondergeschikt officier.
b De c. ct. kan zijn theoretisch onderricht doen aansluiten
aan het als regel door hem zelf geleide, practische onderricht,
c. De minder diligente elementen voelen zich onder recht-
streekschen invloed van hun chef, hetgeen beter is, dan wan
neer een ondergesch kt officier dien chef als boeman bezigt.
Ik kan niet genoeg zeggen, van hoeveel gewicht het is, dat
de c. ct bij den troep zelf ook direct zich aan de opleiding
van zijn compagnie wijdt en dit niet alleen beperkt tot z. g.
uitrukkende diensten, zooals thans veelal geschiedt
Voorts verwaarlooze men niet de aigemeene kennis van mi
litaire zaken, zij het ook in eenvoudigen vorm, b. v. dislocatie
van het leger soort van troepen, indeeiing van een batterij
veldartillerie, indeeling van een eskadron, hoe men aanstonds
e n zeeofficier in het wit kan onderscheiden op eenigen afstand
b v van een cuntióleur met ambtspet of douaneambtenaar
of koopvaardijofficier, enz. enz. Men zal er versteld van staan,
hoe weinig de meesien op de hoogte zijn van deze algemeene
zaken, ieder militair dient toch zijn leger te kennen, al is het
ook niet noodig in details af e dalen. Een enkele vraag ter
zake wisselt de reglementenstof dankbaar af en geeft aanleiding
tot eenige prettige besprekingen er over.
De voldoening, die ik mocht smaken en het genoegen, dat
ik er van gehnd heb, acht ik van voldoende gewicht om dit
„probeersel" na zesjarige beproeving aan te prijzen.
A. M. W. van Renesse,
Kapitein der Infanterie.
737
I. M. T. 46 1918.