\7an fllles Wat.
De ffiililaire Ueterinaire Dienst moet georganiseerd morden
als een dienstoak, dat los is nan den (Dilitairen
Geneeskundigen Dienst.
In Juli 1916, eenigen tijd, nadat in de Tweede Kamer de
geneeskundige dienst bij het leger een onderwerp van uitge
breide besprekingen had uitgemaakt, werd door den toenmaligen
minister van oorlog een commissie ingesteld, die tot taak zou
hebben, hem voor te lichten omtrent de werkkring van den
geneeskundigen dienst der landmacht, opdat blijke, of de zieke
soldaat in het leger een doelmatige behandeling en verzorging
verkrijgt, en zoo niet, welke maatregelen ter verbetering dan
dienen te worden genomen. De commissie bestond uit: Dr.
W. P. Ruysch, voorzitter, generaai-majoor P. P. C. Collette,
Dr. J. Kuiper, gep. dir. O. v. G. 1 ste kl. A. van de Moer,
inspecteur van den geneeskundigen dienst der landmacht A A J.
Quanjer, J. G. Scheurer, arts, lid der Tweede Kamer, Dr
N. P. van Spanje. Mr. Dr. J. H W. Q. ter Spill, lid der
Tweede Kamer, en Mej. G. Zuidema. adjunct-directrice van het
Haagsche gemeente-hulpziekenhuis, terwijl als secretarissen
dienst deden W. F. Veldhuijzen, O.v.G. 2e kl., en Mr M.
VAN DER Feen. De laatste werd in Januari 1917 vervangen
door Mr. Th. Ch. Kramer. Den 15den Juli 1916 werd de
commissie reeds door den minister geïnstalleerd en toog terstond
aan het werk om haar omvangrijke en belang^-ke taak ten
uitvoer te brengen. In November 1917 is zij met Jie taak ge
reedgekomen en heeft den minister een omvangrijk rapport
aangeboden, dat dezer dagen in druk verschenen is.
Tot zoover het Ned.erland.sch Tijdschrift voor Geneeskunde
j-'-' or,der de 23 conclusies van de commissie
als No. 22 het in hoofd dezes gestelde vermeldt.
Volgens het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 Mei j.l.
heeft de commissie die conclusie toegelicht als volgt:
738