voorstellingen
Een van de moeilijkste tactische problemen is wel dat der
vóórstellingen, want aan de stelling zelf onttrekt men krachten,
welke meestal noode gemist kunnen worden en er wordt ge
speculeerd op gebrek aan tactisch inzichtbij de te
genpartij, wat ook vaak mis kan wezen.
Met betrekking tot den bewegingsoorlog zegt punt 100. van
onze wel ietwat verouderde gevechtshandleiding, „dat in beginsel
slechts ééne verdedigingslijn wordt ingericht, omdat vooruit
geschoven stellingen vaak het vuur uit de hoofdstelling be
moeilijken en tot partiëele nederlagen leiden; alleen voor het
geval tijd gewonnen moet worden voor de inrichting van de
hoofdstelling kan het innemen van eene vóórstelling aanbeveling
verdienen, mits zij slechts met zwakke krachten wordt bezet,
welke, na den vijand tot ontwikkeling te hebben gedwongen
(artillerievuur op groote afstanden), tijdig en zonder zich in
een ernstig gevecht te begeven, worden teruggetrokken".
Veel houvast heeft men niet aan deze beschouwingen: van
de voorstelling krijgt men slechts eene zeer vage voorstelling.
Duidelijker en m i. ook juister spreekt het Nederlandsche voor
schrift „Veldversterkingskunst" (uitgave 1915 onze Infanterie
wacht nog steeds op zoo iets dergelijks) zich over deze materie
uit. Daarin toch wordt opgemerkt (punt 16), dat vóórstellingen
tijdwinst kunnen opleveren of den vijand tot eene ontwikkeling
in een verkeerd front dwingen, echter het nadeel hebben, dat
het tijdig ontruimen zeer moeilijk is en de opstellingsplaats
ook den aanvaller nuttige diensten kan bewijzen. Vaak zullen
de voorposten-deten. (welke uitteraard nooit achterwege mogen
blijven) een vijand belangrijk oponthoud bezorgen en reeds van
zelf in zekeren zin eene vóórstelling'vormen. Is dus bij het
727