gedekte gemeenschap naar achteren en den afstand van de on dersteuningstroepen tot de hwl. Voor deze laatste en de reserves moeten schuilplaatsen worden ingericht in het achtergelegen terrein in een hoeveelheid, die verband houdt met de natuur lijke dekkingen, die dit terrein biedt. In Krijgswetenschap 1916 1917, Aflevering I, zegt Kapitein Cramwinckel„hoe meer naar voren gelegen, hoe sterker de schuilplaatsen moeten zijn, hoe verder naar achter, hoe minder kans er bestaat op voltreffers". Dit is volkomen waar en ook toe te passen bij voorbereide stellingen. Bij onvoorbereide is dit technisch echter niet goed mogelijk; meer achterwaarts buiten vijandelijk gezicht kan dan beter werk gemaakt worden dan in of bij de vuurlinie, waar men noodgedwongen met primitiever middelen zich te vreden stelt. Hoe minder solide de dekking is, hoe meer men naar onzichtbaarheid moet streven, hoe kleiner men de schuil plaatsen zal maken, in de vuurlinie soms voor 4a 5 man, meer achterwaarts hoogstens voor 14 sectie. Wegens gevaar van dichtstorten moet op minstens twee uitgangen gerekend worden. De meest eenvoudige vorm van een schuilplaats is een diepe smalle ingraving met steile wandenin laag terrein een dergelijke sleuf tusschen 2 borstweringen; zoo eenigszins mogelijk zal men echter meer dekking biedende en meer bewoonbare in richtingen toepassen. In beschouwing zijn te nemen schuilplaatsen in hoog en in laag terrein (hoog in den zin van onbeperkt kunnen uitgraven in de diepte). Twee geheel verschillende systemen worden in dezen oorlog toegepast. 1.— In laag terrein wordt een zoo diep mogelijk gat gegraven en met het meest weerstandbiedende materiaal, dat verkrijgbaar is, gedekt; grond is niet voldoende, de daartoe noodige dikte leidt tot veel te groot relief. 2.in hoog terrein worden holen en gangen gegraven, gemineerd en wordt vrijwel alleen gronddekking gebruikt, die soms tot 10 M. toe bedraagt. In V. V. Snijders en onze handboeken wordt hier niet over gespro ken toch ligt het voor de hand, daar het veel minder grondverzet eischt dan ontgraven tot die diepten (fig. 29), terwijl bovendien dekking van ongeroerden in plaats van geroerden grond wordt ver kregen. In onze bergterreinen is dit systeem van het hoogste belang. 772

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 24