een getuigschrift van lichamelijke geoefendheid kan
overleggen.
En nu vraag ik in gemoede, of deze vereischten een voldoende
waarborg opleveren, dat de aspiranten werkelijk bruikbare oor
logsofficieren zullen worden?
Als hoofdeischen stel ik voor de a.s. officieren karakter,
beschaving, sterk physiek en een goede positie in de maat
schappij en nu ben ik van meening, dat deze voorwaarden niet
door de in „Regeling" gestelde eischen worden vervuld.
Bovendien, hoe moet de keuze worden gedaan, wanneer, wat
mij niet geheel onwaarschijnlijk voorkomt, het aantal aspiranten
veel grooter is, dan het benoodigde aantal plaatsen?
Als zeker kan dan ook worden aangenomen dat bij het
gekozen systeem van vrijwillige aanmelding, de door mij
bedoelde hoofdeischen voor den oorlogsaanvoerder, in het
gedrang zullen komen,
„Men maakt een sprong in het duister".
En wanneer nu nog. de onder e. en genoemde eischen
van wetenschappelijke ontwikkeling en van lichamelijke ge
oefendheid hoog waren gesteld ik zou er vrede mee kunnen
hebben overtuigd als ik ben, dat beschaving door hooge
ontwikkeling, karakter en physiek door groote lichamelijke
geoefendheid mede worden beheerscht. Doch zooals ik later
hoop aan te toonen, zijn de gestelde eischen n m.m. geheel
onvoldoende.
Ik moet dan ook als mijn stellige, overtuiging weergeven, dat
vrijwillige aanmelding" onder zoo eenvoudige bepalingen, aller
minst waarborgen geeft, dat de voor officiersopleiding meest
geschikte personen worden aangenomen.
Ad 2. Wanneer eenmaal de bepaling uit de Ned. militiewet
is weggenomen, dat „toekomstig verblijf in de koloniën vrij
stelling geeft van dienstplicht in Nederland", zal het aantal
Nederlandsche verlofsofficieren in Indië vrij talrijk worden. Vele
Nederlanders toch, die hun toekomst in Indië willen zoeken,
zullen er de voorkeur aan geven, hun eersten-oefeningstijd in
Nederland door te maken, waardoor ze eenmaal in Indië in
betrekking zijnde, niet voor te langen tijd aan hun werkkring
worden onttrokken. Bovendien zijn gedurende de mobilisatiejaren
790