In de eerste plaats toch geven de voorwaarden voor vrij
willige aanmelding gesteld, allerminst waarborg voor bruikbaar
heid in de toekomst, zooals hiervoren reeds werd betoogd.
Men heeft de aangenomen aspirant-officieren persoonlijk nog
nooit gezien en toch hecht ik meer aan persoonlijke kennisma
king met de aspiranten, waarbij de menschenkennis der met de
keuze belaste officieren mij meer zekerheid geeft, dan de door
de aspiranten vertoonde papieren.
In de tweede plaats acht ik inlijving op 17-jarigen leeftijd niet
verkieslijk. Zeventienjarige jongelingen missen nog den ernst om
te beseffen, welk een hoogst gewichtigen stap zij gaan nemen.
Vele jongens van dien leeftijd zijn nog niet in staat de vermoeie
nissen van het soldatenleven volkomen te verdragen hun leeftijd
is mede een bezwaar, om hen als aanvoerder van aanmerkelijk
ouderen in jaren aan te wijzen. Tenzij,ja, tenzij men om rede
nen, die voor het leger in 't geheel geen waarde hebben, hunne
reeds korten eersten-oefeningstijd verdeelt over zoo vele jaren,
dat de beoogde rang eerst op volwassen leeftijd wordt bereikt.
Doch ik hoop hierna te kunnen aantoonen, dat dit, in de
Regeling aangenomen stelsel, voor ons onaannemelijk is.
En ja, dan blijft er slechts ééne conclusie over en die is
„dat het Reservekaderinstituut voor ons leger met algemeenen
dienstplicht voor Europeanen geen reden van bestaan heeft
en dat wij kunnen volstaan met opleiding van het benoodigde
aantal officieren uit de militielichting zelf".
C. Wie komen voor opleiding tot verlofsofficier in aanmerking?
Het spreekt vanzelf, dat hoe hooger eischen van beschaving
en algemeene ontwikkeling men aan den aspirantofficier kan
stellen, hoe beter dit voor het officierskorps zal wezen.
Beschaving toch, is de grondslag voor veredelde, moreele
eigenschappen. En aangezien de beschaving mede wordt be-
1) Werden niet door den Opperbevelhebber tijdens de mobilisatie eenige
geheime circulaires uitgevaardigd, waarbij werd gelast, den nadruk meer
te leggen op de beschaving der aspirantofficieren.
En heb ik niet zelf, van de door mij bestuurde School voor Verlofs
officieren, tal van leerlingen voor verwijdering moeten voordragen, wegens
onvoldoende beschaving. En toch voldeden deze alle aan de in Holland
gestelde eischen van ontwikkeling.
792