onderdeel, waarover hij het bevel voert, orde en regelmaat voorname factoren van een goede krijgstucht handhaven, waar hij zichzelf deze eischen, tijdens zijne opleiding niet eigen heeft kunnen maken? Een externaat tot opleiding van militaire aanvoerders lijkt mij dan ook onaannemelijk. Trouwens, ik acht het heelemaal niet in het belang van het leger, om de aanstaan de oorlogsaanvoerders zoo ver mogelijk van den troep verwij derd te houden. Wil de toekomstige aanvoeder, niet alleen bevelgever van zijne ondergeschikten zijn, doch wil hij ook weten, wat er in hen omgaat, en belangstellen in hun innerlijk leven wat noodzakelijk is om in onderling vertrouwen de zoo moeilijke oorlogstaak te vervullen dan dient hij, door onder hen te leven, zich dit inzicht, dit medevoelen te verwer ven. En dat dit door de verlofsofficieren zelf wordt gevoeld, moge blijken, uit wat enkelen van deze officieren op den voorgrond stelden bij de gedachtenwisseling, volgende op de reeds vroeger genoemde lezing van Kapitein De Gelder. De reserveluitenant H. C. A. Sickesz zeide nl. „Ik zou het heel wenschelijk achten, dat de leerlingen in den „rang van sergeant gedetacheerd werden bij de regimenten. Die zelfde maatregel wordt toch ook toegepast bij de cadetten. ,,'t Is waar, ze zullen wel eens dingen hooren, welke beter „was, dat ze ze niet hoorden, en ze zullen wel eens zien, dat „de dingen anders gedaan worden dan geleerd werd. Maarzoo „erg is dat werkelijk niet. Ik kan hier spreken uit eigen „ervaring. Als reservekorporaal in de gewone omgeving en als „reservesergeant met de onderofficieren op eene eigen kamer „heb ik heel veel geleerd." Tot zoover de Heer Sickesz. De reserveluitenant Jhr. I. L. van den Berch van Heemstede liet zich als volgt uit: „De omgang met den troep en het „verblijf in de kazerne acht ik voor den aanstaanden verlofs- „officier van het grootste belang. Ik spreek hier uit eigen „ervaring. Als aspirant-vaandrig en reservekorporaal heb ik „op de chambree geslapen, later als reservesergeant met de „andere onderofficieren, en ik acht het zeer in het nadeel, dat „het reservekader thans in afzonderlijke kamers, de verlofson- „derofficieren zelfs buiten de kazerne wonen. Door het algeheele „medeleven met den troep leert men hen, die men eenmaal 799

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 51