rice Garnier schetsen o.a de noodlottige gevolgen van een slecht gebruik van de cavalerie voor den toestand der paarden. Ten slotte de gewone rubrieken. Artilleristisch Tijdschrift No. 6, Juni 1918. Kapt. M. A. K. J. Vis bespreekt het gebruik van den z.g. slingeropzet bij het vuren op luchtdoelen. Kapt.*S. G. Nauta Pieter geeft eenige practische wenken, te overwegen bij het in stelling brengen van eene batterij en van eene afdeeling bereden artillerie, welke niettegenstaande de verschillen met ons materiëel en onze voorschriften ook voor ons niet zonder belang zijn. Kapt. J. M. Ridder van Rappard bespreekt de taak van de artillerie bij de verdediging van eene stelling, zonder tot dus verre nieuwe gezichtspunten te openen. Majoor W E. van Dam van ïsselt vervolgt zijne studie over mobiele, zware artillerie voor Nederland. Zonder de waarde van een goed vestingstelsel voor Nederland ook maar eenigs- zins te willen onderschatten, dringt hij aan op het doen ver dwijnen van eene starre afscheiding tusschen het veldleger en de bezettingstroepen. Overeenkomstig Napoleon's hoofdbeginsel der oorlogvoering, concentratie van alle goede strijdkrachten op de hoofdzaak, verlangt hij eene zoodanige organisatie van de land macht, dat het mogelijk is alle aanwezige strijdkrachten te velde te gebruikendus geen vooruit aanwijzen van bezettingstroepen met eigen uitrusting en formatie, waardoor zij niet in staat zijn in het open veld, los van liniën en stellingen, te opeieeren. Hij wil dit beginsel doen strekken als richtsnoer bij de moderniseering der vestingartillerie, d.w.z. de moderne zwaardere artillerie mag geen vestingartillerie zijn, maar zij moet zoodanig georganiseerd worden, dat zij ook te velde bruikbaar is, dat zij het veldleger volgen kan. Zij moet derhalve in batterijen georganiseerd en in eerste instantie bij het veldleger ingedeeld worden. Na dit vooropgesteld te hebben, bespreekt Schr. eene nieuwe indeeling van de artillerie bij de strategische eenheden van het leger in Nederland, daarbij een ruim gebruikmakende van reeds voorhanden en nog aan te schaffen z.g. vestingge- schut. Overgang van de kustartillerie en den torpedodienst naar de marine komen Schr. zeer rationeel voor; bij verwe zenlijking van zijne denkbeelden zou de thans bestaande, eigen lijke vestingartillerie worden ingekrompen tot de tegenwoordig 816

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 68