dienen, maar toch niet, als in 1904, om gevaren te keeren, wel
ke de souvereiniteit van het land zoude kunnen loopen.
Al zou dus Japan thans veel meer eigen schepen in de
vaart op vreemde havens kunnen vorderen, het zou dit
naar verhouding echter in veel mindere mate mogen doen dan
in 1904.
Ten slotte is er nog een andere reden, welke in 1904 niet
bestond, waarom Japan tegenwoordig zich zal moeten beperken
bij het in gebruik nemen van schepen van zijn handels
vloot voor een expeditie naar verwijderde oorden. Het oefent
thans een druk uit op het Chineesche rijk, waaraan dit rijk zich
slechts onderwerpt uit vrees voor het gewapend optreden, waar
toe Japan in staat is. Op zich zelf zijn de op het vasteland aan
wezige troepen, die ook noodig zijn om Korea rustig te houden,
veel te zwak om dien druk te kunnen uitoefenen; alleen de
mogelijkheid die troepen snel uit Japan belangrijk te versterken,
houdt China in bedwang. Zou dit nog blijven, wanneer Japan
reeds de schepen, welke gemist kunnen worden, naar verwij
derde streken had gezonden?
d. Q.
788