het gebruik van de aanwezige particuliere voorraden (o. a. bij
de S. S.) en is bekendheid met hoeveelheden en opslagplaat
sen gewenscht. De versperring, als beschreven in V. V. Snijders
en andere handboeken, eischt te veel werktijd en wordt niet
veel meer toegepast. Van Munnekrede Mil. Spectator April *15,
vermpldt, dat weinig eigenlijke ijzerdraadsperringen, wel slingers
en struikeldraden werden toegepast; dit gold voor het begin van
den oorlog, later zijn meer practische constructies bedacht. Het
inslaan der houten palen duurt te lang, zij zijn veelal vervan
gen door ijzeren schroefpalen, die snel en geluidloos worden
ingedraaid (zie photo Morthomme, 111. xNo. 3887, 1 September
1917), de palen zijn van oogen voorzien voor het bevestigen
van den draad. (Wij bezitten grenspalen met oogen, echter
zonder schroefeinde, maar voorzien van een punt; deze zijn te
gemakkelijk uit te trekken). De middellijn van de schroefwin-
dingen moet 10 c.M. zijn; indien minder, is uittrekken der
palen nog gemakkelijk. Het spannen van draden is veelal ver
vangen door het bezigen van draadslingers, d. z. groote veeren
met een middellijn van 1 a 1.5 M. In den Mil. Spectator, Au
gustus 1917, beschrijft de luit. der Genie Wijnbergen proe
ven met dergelijke versperringen in Holland genomen. Hierbij
wordt opgemerkt, dat draad gebezigd werd van 3 en 4 m.M.
dikte, waardoor de slingers goed in hun vorm blijven; met
het gewone draad is dit minder het geval en met den onder-
lingen afstand der palen dient hiermede rekening te worden
gehouden. Een onderlinge afstand der palenrijen evenwijdig
aan de hwl. van 1 M. en een afstand tusschen de palen daar
in onderling van 2 a 214 M. is voldoende ook tegen neerdruk
ken van de draden. De draadslingers dienen te bestaan uit 20
a 2,5 windingen met een middellijn van 1.20 M. De windingen
zijn onderling op onregelmatige wijze met stukjes van 2 m.M.
draad verbonden zoodanig, dat de cylinders bij uittrekken een
lengte van 8 M. verkrijgen; deze slingers worden over de pa
len geworpen en aan de oogen daarvan, benevens onderling,
verbonden met korte stukjes glad draad; op de eerste laag
cylinders kan een tweede worden aangebracht (zie fig. 38).
Een hoogte der palen van 0.70 en 1.10 M. (zie V. V. Snij
ders) is te laag gebleken; een minimum hoogte der versper-
832