omwonden met prikkeldraadslingers, het totale samenstel lang 2 a 3 M. (tig. 39). Deze worden ook gebruikt voor dichten van bressen; is de opstelling van den vijand in de onmiddellijke nabijheid, dan worden ook geheele versperringen ervan aan gelegd. Men dient zorg te dragen ze onderling te verbinden om wegtrekken te voorkomen. Opruimen of overtrekken van ijzerdraadversperringen kan geschieden: 1. Door geschutvuur, kost veel munitie, doch bleek reeds in den Russisch-Japanschen Oorlog en ook thans zeer wel mogelijk. 2. Door handenarbeid. .In de uitrusting is daartoe te rekenen op zware scharen of tangen, het kan echter alleen 's nachts of bij verrassing met succes worden toegepast, verder ter voltooiing van geschoten bressen. 3. Met springmiddelen. Te bezigen zijn langgestrekte ladingen opgesloten in een ijzeren buis of tusschen twee halve bamboes (niet vrij op een lat gebonden)de lading moet tMM. boven den grond tusschen de draden worden aangebracht en aan weerzijden Yi M. buiten de versperring uitsteken. 3 K.G. springstof per M1. maakt een bres van 4 M. breedte. Op de hindernis geplaatst heeft de lading slechts de halve uitwerking (zie Mil. Spectator, Februari en Maart 1916). In den tegenwoordigen oorlog worden ook veel toegepast luchttorpedo's en mijnen uit mijnwerpers. Verder wordt nog vermeldt doorschieten van de houten palen met mitrailleurvuur, en in brand steken met behulp van petro leum e.d. 4. Overtrekken of overbruggen met verschillende materialen komt blijkens ervaringen niet veel voor. C. Mijnen. De beperkte beschikbare hoeveelheid aan springstoffen ver hindert gewoonlijk algemeen gebruik. Ze zijn hoofdzakelijk toe te passen op accessen e.d. Van de drie soorten fladdermijnen, fougassen en trapmijnen vinden hoofdzakelijk de laatste toepassing. Bij toepassing van brisante springstof is een lading van 2H K.G. voldoendezij worden niet diep onder den grond geplaatst en de uitwerking 835

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 13