2. In dit verband moeten als hindernis ook genoemd worden
het op andere wijze onbegaanbaar maken van toegangswegen
en gemeenschappen, door het maken van coupures bij wegen
in ophooging of het versperren van insnijdingen (bij spoor
wegen: locomotieven op stilstaande, geballaste wagens laten
inrijden), afbreken of vernielen van bruggen voor de hwl. enz.
3. Wolfskuilen en valsleuven. Deze zijn alleen in speciale
gevallen toe te passen, gecombineerd met aangepunte palen en
prikkeldraad. In den Russisch-Japanschen Oorlog werden draad
versperringen aangebracht boven groote wolfskuilen; over het
algemeen eischt de toepassing te veel tijd. In de Revue Mi
litaire Suisse, Augustus 1915, wordt een typische toepas
sing vermeld van valsleuven in de eigen loopgraaf, overbrugd
met loopbruggetjes, die op het laatste oogenblik worden weg
getrokken om een binnengedrongen vijand het verder uitbreiden
te beletten (ook andere afsluitingen worden voor dit doel
gebezigd, als Friesche ruiters, zoo mogelijk bestreken door een
mitrailleur).
Toepassing voor het front dient zoo mogelijk met verrassing
gepaard te gaan, waartoe een lichte overdekking is aan te
brengen op smalle accessen kunnen dan valsleuven met succes
worden toegepast, zij moeten uit de flank zijn te beschieten
of met handgranaten te bestoken.
E. Afsluitingen te water.
1. Mijnen. Worden hier niet behandeld, daar zij niet tot de
veldversterkingskunst gerekend worden,
2. Doen zinken van schepen, desnoods meerdere op elkaar.
3. Aanbrengen van boomen. De meeste Indische boomen
zinken, komen daardoor schuin in het water te staan, de kruin
naar boven en stroomafwaarts gericht, zij vormen daardoor
een groote hindernis voor een vijand, die stroomopwaarts komt,
in de andere richting veel minder. De stameinden moeten
worden vastgelegd met ankers, zware steenen of gezonken
schuiten, de kruinen zijn onderling en met den oever te ver
binden door middel van kettingen of kabels.
4. Drijvende boomstammen, balken enz. Deze moeten van
voldoende dikte zijn om doorzagen of hakken niet te gemak
kelijk te maken en moeten daarom, zoo noodig, uit meerdere
837