elke opstelling is dan bezet door 10 a oO man (zie Illustration
van 13 October 1917 Revue Militaire Suisse, Januari 1918, en
Krijgswetenschap, 1917, No. II). De voor- en nadeelen van
vooruitgeschoven stellingen, vermeld in V. V. Snijders Hoofdstuk
V I 26, gelden nog ten volle.
De infanteriebezetting.
Het is duidelijk, dat een stelling als boven vermeld, een
zeer groote infanteriebezetting eischt, in den tegenwoordigen
oorlog heeft deze tot 10 man per M. bedragen en is normaal
6 a 8 man, terwijl V. V. Snijders nog vermeldt, dat voor een
lijdelijk defensief 1 a 2 man en voor actieve 2 a 3 man noodig
zijn. Volgens von Below (zie Illustration 1 September 1917)
kan een troepenmacht, bestaande uit 1 bataljon in eerste
linie, 1 voor ondersteuning en 1 als reserve,15 dagen lang 800 M.
vasthouden tegen een hardnekkigen aanval, d.i. X 3 man perM.
met de aflossing is dus noodig 2X3 6 man. De dienst
regeling der bezetting is zoodanig, dat 1 a 2 dagen in eerste
linie wordt doorgebracht, 2 dagen als reserve in tweede linie,
4 a 8 dagen als rust in derde linie. De opvolging dient te
zijn eerste linie, rust, reserve.
De artilleriebezetting.
Deze bedraagt op een stelling, als boven is aangegeven, 1
vuurmond op 10 a 50 M. front.
Bij Moronvilliers lagen 250 batterijen op X 13 K.M. Op het
ltaliaansche front soms 6000 kanonnen op 6 K.M. Luitenant-
Kolonel Logger meldt in het Artilleristisch Tijdschrift, Januari 1918,
dat 4 stukken van 7 a 15 cM. noodig zijn om krachtig roffel-
vuur op een front van 100 M. te kunnen afgeven.
Kapitein Perelaer acht in het Wetenschappelijk Jaarbericht
van 1916 der I. K. V. 1 vuurmond op de 50 M., bij een
offensief 1 op 20 M. noodig.
De noodige munitievoorraad blijkt op het westfront voor de
behoefte van één dag te bedragen 300 a 500 projectielen per veld-
vuurmond, 200 a 300 per 15 cM. Hw. en zwaarder geschut
Voor munitie-aanvoer zijn noodig goede communicatiemid
delen, dus: wegen geschikt voor autotractie, Décauville-banen,
c.q. met dierentractie, in bergterrein kabelbanen.
841