In de loopgraven der eerste linie komen loopgraafmortieren,
mijnwerpers en infanteriekanonnen (d.z. snelvuurkanonnen van
3 a 5 cM., die hagelkartetsen afvuren), ook antitankgeschut.
De mitrailleurs worden opgesteld in eerste lijn tot bestrijking
van de hindernis en verder tot bestrijking van loopgraven en
naderingsgangen in geval van plaatselijke doorbraak; zij worden
niet meer in sectiën vereenigd gebruikt. Hun aantal is in den
tegenwoordigen oorlog zeer uitgebreid, zij komen soms voor
in de verhouding van 1 per 10 M.
Gebruikt worden lichte geweermitrailleurs van 10 K.G.
gewicht, te bedienen door 3 man. Door ruime toevoeging
ervan aan de bezetting kan de sterkte van deze zeer belangrijk
worden ingekrompen, vooral, indien dit gepaard gaat met toe
passing van zware hindernissen.
Schuilplaatsen.
In de eerste lijn komen zoo weinig mogelijk schuilplaatsen,
alleen voor de wachten (bewaking 4 a 6 man per M. hwl)
en elk bestemd voor 5 a 10 man; zij zijn gelegen onmiddel
lijk in de eerste lijn of iets naar achteren, hoogstens 50 M.
tusschen de tweede en derde lijn verspreid in het terrein,
komen de schuilplaatsen voor de vole bezetting (van 1 man
per 0.75 a 1 M.), elk voor 10 a 25 man, d.i. 1/4 a 1/2 sectie.
Elke schuilplaats moet voorzien zijn van twee uitgangen.
Hoe dieper de schuilplaatsen liggen onder het maaiveld, hoe beter
de bewaking en hoe sterker de hindernissen moeten zijn, daar
zij anders bij verrassing niet tijdig genoeg verlaten kunnen
worden.
Ook in de communicatie- en toegangsgangen zijn schuilplaat
sen noodig in geval van verrassingsvuur; verder dient gerekend
te worden op magazijnen, verbandplaatsen, enz.
Bij een volledige ingerichte stelling dienen alle schuilplaatsen,
gangen enz., namen of nummers te krijgen, terwijl op alle
hoeken handwijzers of borden geplaatst moeten worden, daar
bij de diep ingegraven gangen alle overzicht ontbreekt.
Hindernissen.
De eerste en tweede lijn van een linie krijgen voornamelijk
hindernissen.
843