gaande hindernis te worden voorzien. Toe te passen zijn vele
kleine steunpunten, voorzien van moeilijk vernielbare mitrail
leuropstellingen en schuilplaatsende onderlinge afstand hangt
geheel van het terrein af.
Voor den onderlingen afstand der steunpunten in tweede
linie, die oorspronkelijk de tusschenruimten moeten bestrijken,
geldt geheel het vermelde in V.V. Snijders 27 en 28 (zie
o.m. een voorbeeld in de Revue Militaire Suisse, Juli 1916,
met tusschenruimten van 500 M.)
Maskeering, ook tegen waarneming van boven, dient voor
namelijk te geschieden van afzonderlijke elementen als mitrail
leuropstellingen, schuilplaatsen, batterijen.
Maskeering van een geheele linie in ondoenlijk.
Ontstaan van een moderne linie.
In beginsel zullen twee of meer stellingen achter elkaar worden
gekozen. Het ontstaan van het loopgravennet der eerste linie
geschiedt echter niet volgens vooropgesteld ontwerp, doch ont
wikkelt zich naar den loop der omstandigheden (zie b.v. Revue
Militaire Suisse, Juli 1916.) De thans aanschouwde ingewik
kelde systemen zijn een gevolg van de onmogelijkheid anders
dan frontaal te kunnen aanvallen. De aanvaller is ten slotte
genoodzaakt met sappen voorwaarts te gaan, iedere nieuwe
parallel wordt ter verdediging ingericht, soms een stuk genomen
vijandelijke loopgraaf ermee verbonden. De verdediger daaren
tegen richt achter de hwl. nieuwe reservelijnen in; achter een
door den vijand genomen loopgraafgedeelte om, verbindt hij
de deelen der oorspronkelijke hwl. weer aan elkaar. Zoo
ontstaat langzamerhand het bekende labyrinth, als vroeger slechts
het geval was bij een systematischen aanval op een vesting.
Bij mogelijkheid van omtrekking zijn dergelijke toestanden
ondenkbaar. Het is n. m. m. echter niet uitgesloten, dat ook
bij een strijd op Java de verdediging van smalle acces
sen kan leiden tot inrichten van veldstellingen berekend op
hardnekkige verdediging, dus in groote mate in de diepte ge
groepeerd.
Bij een ontmoetingsgevecht richt de verdediger natuurlijk
oorspronkelijk één lijn in, maakt c. q. gedekte gemeenschap
845
I. M. T. 53. 1918.