De oorlog heeft het scherp doen uitkomen, dat het schieten, de sprongen en het dekking zoeken in het terrein de elemen ten vormen voor het tirailleurgevecht. Alle mogelijke manieren om uit te zwermen en te verzamelen en de bewegingen der tirailleurlinie worden volmaakt beoefend. Evenzoo het kruipen in volle uitrusting, het besluipen en het overwinnen van ter reinhindernissen van allerlei aard. Alle oefeningen met het geweer als schietwapen moeten de recruten volkomen juist weten uit te voeren. Het laden moet zóó beoefend worden, dat het bij elke draagwijze van het geweer, bij elke lichaamshouding, ook gedurende den marsch en zoowel over dag als 's nachts, snel en zeker kan worden uitgevoerd. De oefeningen in den aanslag, het mikken en het afgeven van het schot moeten onverdroten worden voortgezet. Bij de schietoefeningen moet het den man in vleesh en bloed zitten, dat hij zijn wapen reeds bij den aanslag zoo nauwkeurig mogelijk de richting op het doel geeft, alzoo tijdens den aanslag richt om onmiddellijk daarop te mikken, ten einde volkomen in het doel te treffen. Zelfs buiten dienst moet dit ijverig worden beoefend. Een buitengewoon zorgvuldige op leiding moet de recruut hebben voor het gevecht van nabij. Alle gevallen, die zich daarbij kunnen voordoen, moeten hem bekend zijn en vlijtig worden beoefend. Tot dit doel moeten vooraf, door de recruten zelf, bijzondere werken worden aan gelegd, welke het loopgravengevecht kunnen doen nabootsen en waarbij alle bijzondere strijdmiddelen (gasaanval, hand granaten) en de aanval met het blanke wapen worden toe gepast. En wat nu den tijd betreft, dien men in Duitschland voor de opleiding tot oorlogssoldaat noodig acht, men is het er vrij wel over eens, dat de gemiddelde infanterist in 3 maanden tijd al zijne verplichtingen in de groep moet leeren kennen, doch dat daaraan eene opleiding van minstens 10 weken in hooger- tot compagniesverband noodig is. In Rusland stelde men in 1912 een periode van 4 maanden als eisch voor de opleiding tot en met sectieverband, in Frankrijk kwam men in 1913 tot de conclusie, dat een tijdperk van 4 853

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 31