Noodzakelijk is het kweeken van een offensieven geest. Al
onderscheidt men strategisch en tactisch of- en defensief, de
soldaat heeft maar één middel„toeslaan". Het gebruik maken
van het terrein mag niet geschieden met een defensieven geest.
Men graaft zich niet in, om zich blijvend te dekken, maar om
op adem te komen tusschen twee sprongenmen maakt gebruik
van terreinoneffenheden om den tegenstander op meer ge-
schikten afstand te kunnen naderen, om zijn wapen te onder
steunen en zoo zijne projectielen beter te kunnen plaatsen.
Wanneer de soldaat in een loopgraaf moet verblijven, dient
hij te weten, dat zulks slechts tijdelijk is; wanneer hij schieten
moet, mag hij niet aarzelen, zich zooveel bloot te geven, als
noodig is om den vijand te kunnen raken; hij sta ook altijd
gereed de loopgraaf te verlaten om voorwaarts te snellen.
Een troep is geschikt voor zijne oorlogstaak, wanneer de tucht,
het plichtsgevoel tegenover het land en het vaandel, zijne
physieke waarde en kennis zich voldoende ontwikkeld hebben
om te weten, te willen en gehoorzamen. De daartoe noodige
militaire instructie, de opleiding van het moreel en het physiek
moeten hand aan hand gaan, waartoe het noodig is elk man
en alzoo de verschillende karakters, geestesgaven, lichamen
goed te kennen. Dan zal men niet licht overtrainen en beden
ken, dat er zwakken en sterken zijn en zal men leeren de
eischen slechts langzamerhand op te voeren.
Gedurende de eerste maand mag hoogstens 4 uur per dag
buitendienst worden gehouden en ook gedurende de tweede
en vooral de derde maand doen de vermoeienissen, aan de
nieuwe levenswijze verbonden, hunne uitwerking gevoelen en
moet de recruut nog gespaard worden. Eerst in de vierde
maand is hij er aan gewend en kunnen de oefeningen langer
duren.
Met opzet heb ik de geestesstroomingen, welke kort vóór
en gedurende den huidigen oorlog in de beide voornaamste
militaire rijken van Europa ten aanzien van de recrutenopleiding
bestaan, hierboven niet al te verkort weergegeven.
Het daaromtrent vermelde toont naar mijne bescheiden meening
voldoende aan, dat de opleiding, zooals thans bij ons is voor-
85ó