Specialisten en arbeidsnerdeeling.
Indien er een krachtig bewijs noodig ware om te laten zien,
dat het zelfbedrog is te meenen, dat alle officieren van gezond
heid een of ander plaats van gewicht in het leger met denzelfden
goeden uitslag zouden kunnen vervullen, dan is deze in den
tegenwoordigen grooten oorlog ruimschoots aanwezig: zulks
niet te willen aanvaarden, opent de deur voor een onheil. Waar
men ziet, overal bestaat een drang naar het specialisme. De
kunst is te lang, het leven is kort. Hetgeen een mensch moet
weten, wordt dagelijks vermeerderd door uitgebreide aanwassen.
Men kan niet verwachten, dat de militaire arts een alwetende
zou zijn in iedere wisseling zijner veelvuldige plichten. Van
alle kanten zien wij dat specialistische organisatie ten dienste
van den oorlog in uitgebreiden zin het kleine individueele
pogen heeft vervangen. Dit is zeker even waar voor den Genees
kundigen Dienst als voor eenig ander wapen (dienst) in het
leger en misschien nog meer.
De geneeskundige dienst van een leger in tijd van oorlog
is groot, tot 10 van het aantal combattanten. Het personeel
is natuurlijk verdeeld in groepen en daar verspreid, dikwijls
ver van elkaar; het werkt in een aantal hulpinrichtingen van
verschillenden aard, waarvan in het burgerlijk leven ieder op
zichzelf den geheelen man zou eischen van een speciaal daar
voor opgeleid persoon. Elders wordt gerekend, dat het in
vredestijd 3H °/0 van het aantal combattanten onder zijne
zorgen heeft. In oorlogstijd kan dit getal tienmaal zoo groot
zijn. Veldslagen hebben thans over zeer uitgebreide fronten
plaats en dikwijls op meer fronten tegelijk. Het aantal gevallenen
in een slag bereikt thans onbegrijpelijk hooge cijfers. Over de
maand October 1916 b. v. werd het aantal Britsche dooden en
gewonden in de nieuwsbladen opgegeven als 78.000. De Fran-
schen zagen zich na de 4 dagen vechten aan de Marne belast
met 120.000 dooden en gewonden en hadden 4 maanden na
861
I. M. T. 54. 1918.