Samenstelling en beinapening der Artil
lerie üan ons toekomstig Ueldleger.
Het is ongetwijfeld een algemeen erkend feit, dat in den
tegenwoordigen grooten oorlog de artillerie veel meer op den
voorgrond is getreden dan vóór dien werd verwacht. Hooren
we hier in hoofdzaak slechts van de bereikte resultaten, zien
we hoogstens in de geïllustreerde bladen nu en dan wat plaatjes
van de vóór en tijdens den oorlog ontstane wonderen van
techniek op artilleristisch gebied, ten gevolge van het uitblijven
der Fransche en Duilsche vaktijdschriften kregen we tot nog
toe vrijwel niets van belang op organisatorisch gebied.
Met bijzonder genoegen werd dan ook zeker van artilleristische
zijde kennis genomen van een artikel „De organisatie der
Artillerie van het Veldleger", voorkomende in de Nos. 3 en
4 van het Nederlandsche „Artilleristisch Tijdschrift" dat
een overzicht geeft van publicaties van de Generaals Rohne
en v. Richter, overgenomen uit Duitsche vaktijdschriften. En
aangezien de daaruit geputte gegevens op bekwame wijze
door den redacteur, den Kapitein der Artillerie J.H. Carstens,
in beschouwing worden genomen, en het geheel nog verrijkt is
met een polemiek tusschen den redacteur en den Luitenant-
Kolonel J. C. Logger, mag gezegd worden, dat we hier met
een zeer belangrijke publicatie te doen hebben (2).
Toch moeten wij Indische Artilleristen bij het bestudeeren
dier beschouwingen steeds goed in het oog houden, dat zij
betrekking hebben op Europeesche toestanden. Willen wij van
die gegevens gebruik maken voor het ontwerpen van organi
satieplannen voor de Indische artillerie, dan behooren we ze
terdege te toetsen aan onze bijzondere Indische omstandigheden,
waaronder ik zou willen verstaan:
Een in het vorige jaar in Nederland nieuw uitgegeven periodiek,
dat voorshands een uitnemenden indruk heeft gemaakt.
(2) ln latere afleveringen van hetzelfde tijdschrift behandelde majoor van
Dam van Isselt het mobielmaken van vestinggeschut. Red.
883