leger gereed te hebben. Normaal behoeft het in onze omstan digheden dan niet in de colonnes van het veldleger meegevoerd te worden het zou in den vorm van een snel verplaatsbare geschutreserve, bijvoorbeeld binnen het stellinggebied, in rust kunnen blijven. Wel zou ik, onmiddellijk in de hand van den A. Bdus buiten divisieverband, nog eenige batterijen van 12 cM. Hw. met paardentractie willen gesteld zien, ten gebruike als verster king van de divisieartillerie bij operaties, die wat ver van de groote verharde wegen liggen (bijvoorbeeld op de vleugels van een stelling), omdat de autotrekkracht de batterijen van dit kaliber uit het artillerieregimentsverband toch min of meer in hare bewegingsvrijheid beperkt, vooral in den natten tijd, als de minder goede wegen soms onberijdbaar zijn voor auto's. Alvorens nu over te gaan tot het formuleeren van het ge- wenschte aantal artillerie voor het toekomstige veldleger, wensch ik nog een kort woord te wijden aan de samenstelling van batterij en afdeeling. Ik voor mij ben een groot voorstander van de 3-stukken- batterij (en van de indeeling alsdan der afdeeling in 4 batterij en) om de volgende redenen a. zij is meer handelbaar dan de 4-stukkenbatterij. b. uit een schiettechnisch oogpunt staat zij niet achter bij de 4-stukkenbatterijde Nederlandsche schietregels zijn eenvoudiger dan de onze. c. met een 3-stukkenbatterij is, ook na verlies van één vuur mond, met de overblijvende twee stukken door opvoeren van de vuursnelheid, het voor de batterij als norm gesteld vijandelijke frontstuk van 200 M., afdoende intensief onder vuur te nemen. d. door de aanwezigheid van 4 batterijen in de afdeeling wordt splitsing der batterijen in sectiën, zooals thans bij de 4-stukkenbatterij bij herhaling moet geschieden, waarschijnlijk voor goed overbodig. Ik vestig er de aandacht op, dat die zoo dikwijls bij oefeningen uit gevoerde splitsing, in de werkelijkheid lang niet zoo eenvoudig is, omdat onze tegenwoordige 4-stukkenbatterij 894

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 72