0 bezingen oner Veldnersierfeingsbunsi. (Met fig. 28 t/m. 41. Slot). VI. Hindernissen. Toepassing van hindernissen geeft besparing van troepen, zij vormen het middel voor de passieve verdediging. Als algemeene eischen vermeldt Hoofdstuk IV V. V. 1. Een hindernis moet gelegen zijn binnen de eigen krachtige vuuruitwerking. Deze eisch is m. i. te theoretischeen zeer zwaar ravijn voor de stelling kan dikwijls niet onder vuur worden genomen, toch vormen de loodrechte wanden voor den aanval een groot bezwaar, hetzelfde geldt voor ondoordring baar struikgewas, dergelijke hindernissen geven tijdwinst, d.i. voordee-1verder kunnen hindernissen op kilometers voor de stelling niet krachtig onder vuur worden genomen en toch den aanvaller belemmeren, o.m. bij de keuze van zijn artillerieop stellingen b.v. breede inundatiën en moerassen. Bij kunstmatige hindernissen zal men uit den aard der zaak echter zooveel mogelijk aan dezen eisch moeten voldoen. 2. De hindernis moet zooveel mogelijk aan het gezicht van den vijand onttrokken zijn. Deze eisch geldt voor alle elementen der stelling (bij stellingen achter hoogtekammen moet de ver sperring ook achter de kam komen en niet er op, verder gebruik maken van terreininzinkingen). 3. Hindernissen moeten werkelijk belangrijke moeilijkheden bij het overtrekken opleveren. Dit geldt te meer, naarmate zij dichter (jij de hwl. worden geplaatst en daarom een groot vertrou wen er in voor het moreel der bezetting des te noodzakelijker is. 4. Hindernissen mogen den vijand geen dekking verschaffen. Hieronder is ook te verstaan gezichtsdekking, hetgeen b.v. een nadeel van verhakkingen is. 5. De hindernis moet moeilijk opgeruimd of beschadigd kunnen worden, eenvoudig van samenstelling en in korten tijd 829 I. M. T. 52. 1918.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 7